Donut

Het volgende heb ik ook maar van horen zeggen, dus pin mij hier gerust op vast:
Slechts 0,00001 procent van materie bestaat uit ‘vaste, tastbare’ stof.
De rest, 99,9999 %, bestaat uit leegte. Hoe vast dat ‘vaste bestanddeel’ is is nogal relatief. Vaststellen of het een golf of een deeltje is blijkt al lastig. Hoe tastbaar deze quanta zijn is letterlijk ongrijpbaar.
Om de kleinste metingen te doen is de grootste meetapparatuur nodig. CERN in Genève heeft het grootste meetapparaat. 3000 mensen werken daar permanent aan het meten van vrijwel niets. Er ligt daar een holle donut met een doorsnede van 27 kilometer onder de grond, als een metrotunnel.
Niemand heeft deze veronderstelde deeltjes ooit zelf gezien laat staan vastgehouden.
De hand die zo’n quant zou willen pakken bestaat zelf uit quantumleegte net als de geest die het onderzoekt. Het is de meest onnatuurlijke omgeving ooit om de kleinste ‘bouwsteen’ van de natuur te detecteren.
Het zou mij niet verbazen als de natuur daar ook heel onnatuurlijk op reageert en de meest bizarre fantasiedeeltjes produceert. Waarom? Voor de grap en deels uit verveling. Wat zou jij doen als eenzaam kleinste deeltje, gedwongen om een enkele reis te nemen met de circulaire metro en dan te botsen met een ander? Ik zou heel creatief worden. Wat heb ik te verliezen? Niets?
Niets genereert meer creativiteit dan leegte.

Mal

Het onmogelijke staat het mogelijke nooit in de weg, integendeel. Het onmogelijke is juist de mal die alles vorm geeft, door in de weg te staan bepaalt beperking de vorm. Dat klinkt heel dwingend en dat is het ook. Het onmogelijke geeft ons bestaan vorm. En stel dat je die beperkende mal zat bent…laat die mal dan leeg…Wie zegt dat je alles moet opvullen, ben je mal.

Cult

Verbeelding lijkt soms een luxe verschijnsel. De oermens had weinig verbeelding nodig. Het dagelijks leven was al enerverend genoeg. ‘Never a dull moment’ ,overgeleverd aan moeder natuur. Overlevingsstrategie van vechten of vluchten was dagelijkse kost. De tegenwoordige overmaat aan verbeelding, denk aan alle films, beeldende kunst, romans, games lijkt wel het gebrek aan directe levende ervaring te willen compenseren. Nooit was het in onze ‘eerste wereld’ zo veilig? Nooit waren we zo rijk en doorvoed, nooit werden we ouder, nooit hadden we meer vrije tijd om ons in te vervelen. Zwelgen mensen daarom zo graag in thrillers, detectives, drama, gewelddadige games? Flauwe cult?
Wie dagelijks onzekerheid en doodsangst ervaart, wie moet vechten en doden om te blijven bestaan voelt zich natuurlijk levendiger dan achter een scherm in een kantoorflat, hoog en droog. Zou het dit luxe-probleem zijn, het gebrek aan avontuur zijn waardoor de verbeelding zo overprikkeld is geraakt? Verlangen naar gevaar?
De schrijver met een gelukkige jeugd heeft veel verbeelding nodig om zich een inktzwart verleden aan te meten teneinde zijn autobiografische roman van drama te voorzien. Zou cultuur een compensatie zijn voor het verlies van het natuurlijke leven, het verlies van een dierlijke staat van zijn? Beschaving lijkt zo gezien de geritualiseerde ontkenning van het naakte feit dat de mens een dier is…een beest dat zich wil uitleven. Het lijkt maar zo, deze tekst is niets anders dan verbeelding, vrij van betekenis.

Huid

{CAPTION}Sybo Adema©️2019

Dat cineasten vaak begaafde tekenaars en schilders zijn bewijzen hun storyboards, bv. Federico Fellini, Michelangelo Antonioni, David Lynch en Alex van Warmerdam. Hun filmscenes zijn vooraf gedetailleerd uitgetekend of geschilderd om een bepaalde lichtval, atmosfeer, gebaar of houding aan te duiden. Uit het feit dat hun modellen of acteurs nooit willen stilstaan zijn per slot van rekening de bewegende beelden ontstaan die nu als cinematografie bekend staat. Minder bekend is dat schilders in hun dromen uitstekende cineasten zijn, vaak kiezen zij voor het linnen omdat ze het filmdoek te kostbaar en te tijdrovend vinden. Ook vinden zij het vervelend als personages door de stilte van het beeld heen beginnen te praten.
Je herkent hun werk door de bewegingsdynamiek van hun kwaststreek, hun voorliefde om te spelen met hoe het licht speelt op de textuur der dingen. Of zoals Fellini het ooit zo treffend zei: ‘Wij cineasten werpen slechts licht op de huiden van de wereld’.
Alles heeft een huid. Zelfs de leegte heeft een huid, een hele dikke zelfs.
Beeldhouwers daarentegen maken liever zelf hun huid. Zij hebben meestal een afkeer van bewegende beelden. ‘Als je nu iets mag verwachten van een beeld dan is het toch wel dat het stil staat’ ,wie dit ooit zei weet ik niet meer, maar het kan heel goed Henry Moore zijn.
Over huid gesproken: het is bekend dat de moeder van Moore reuma had en dat de kleine Henry elke avond haar rug mocht inmasseren met etherische olie.
Werd het tactiele vermogen in die kleine handjes tot leven geroepen?
Boetseerde het leven Moore zo tot beeldhouwer?
Deze scène zou zich kunnen lenen voor een prachtige film.

Reet

{CAPTION}

Photo:Jelle Touw©️2019

Universum is een containerbegrip dat zo’n beetje alles omvat wat er in de container zit. Universum is de vlag die de hele lading moet dekken. De containerwanden, plafond en bodem staan dan voor de grens van het universum. Bij elke ontdekking buiten die grens wordt het containerbegrip opengereten door de zee van mogelijkheden. Dit beeld staat symbool voor het lot van elke definiëring. Geen definitie is opgewassen tegen het mysterie van dit bestaan, vroeg of laat zal elk denkbeeldig begrip sneuvelen in de confrontatie met het levende mysterie. Zo is de wetenschap de confrontatie met de quantumwerkelijkheid nog steeds niet te boven gekomen. Het is simpelweg de beperking van de taal die nooit het beschrevene kan zijn en het is de vraag wat men denkt te begrijpen, de dode kaart of het levende gebied?

RAG

“Zo, dus jij dacht dat…nou vergeet het maar!” ,sprak de mentor met veel retorisch flegma van het Randstedelijk Amnesia-Gymnasium, “Jij dacht dus te weten dat het zus of zo zat, maar het zit namelijk helemaal niet!” De volksmond beschimpte ons instituut als ‘Het Vergeet-Lyceum’. Je wilt niet weten hoe moeilijk ontheuging is, het is de hoogste wiskunde. De mentoren wisten veel en liefst alles. Wij Amnesiasten zaten in het examenjaar en wisten inmiddels al vrijwel niets meer zeker. De mentoren zaagden aan elke poot van kennis en bliezen elke overtuiging op tot stof. Ik had alle vakken in mijn pakket omdat ik niet kon kiezen wat ik het eerst wilde wissen. De uitgestorven talen vond ik het moeilijkst om te vergeten, vooral die onnavolgbare grammaticale regels leken wel onvergetelijk. Je moest die echt uit je hoofd stampen om die te ontheugen. Het uitprenten van wiskundige formules ging mij makkelijker af, ik was daarin veruit de beste van de klas en mocht een jaar overslaan. Bij het schriftelijk examen werden ons antwoorden gegeven waar wij de juiste vraag bij moesten vinden. Ik slaagde drie keer niet voor het eindexamen. Het lukte mij maar niet om de meest loze kennis te wissen. Algemene ontwikkeling noemden ze dat. Onzinnige weetjes die je je onvrijwillig herinnerde, hoe meer je ze probeerde weg te drukken hoe hardnekkiger ze zich opdrongen. Uiteindelijk zakte ik cum laude, verder weet ik er gelukkig niets meer van.

Flex

Je viel…een reflex greep nog even om je heen…

maar er was niets om aan vast te houden.

Waar bleef die bodem ? Je bleef maar vallen…

Angst om te pletter te slaan viel weg…

alles leek weg te vallen…het vallen zelf viel….

Geleidelijk begon het vertrouwd te voelen.

Viel je eigenlijk wel of was dit…vliegen?

Zou je ooit weten wat dit was of waarheen?

‘Thermiek van stilte’ kwam nog op, tot ook dat…

Huidig

De gewoonte overheerste om nuhuidig heden alsmaar op te tellen.
Er zijn wereldwijd talloze loze jaartellingen. Het is maar net waar
je voorouders begonnen met tellen. De hedendaagse huid van nu
spreidt zich jaarlijks uit over de gehele aardbol, daarbuiten gaat
de maat over in eonen, astronomisch opgeblazen getallen.
Is het niet allemaal getel in de ruimte, terwijl dit alles draait om nul.
Wij blijven liever eeuwig, beginnelingen. We zijn hier, totaal uitgeteld.