Genen 12 (Orthopedie)

Barvo had de overdosis zo op het eerste gezicht overleefd, al knipperde hij permanent met zijn wimpers en brabbelde wartaal. We moesten vertrekken. Ik beloofde hem in veiligheid te brengen als hij zich stil wist te houden. Uit zijn zwijgen maakte ik op dat hij mij begrepen had, zodat ik de koffer kon sluiten. Onze nachtelijke vlucht per trein verliep op rolletjes. De cellokoffer had ik van mijn oude rolschaatsen voorzien zodat ik hem niet hoefde te tillen. Vader Beusgard had dankzij zijn postale contacten voor ons een plek in de nachtposttrein geregeld richting Fins Lapland. We zaten tussen de brieven en postpakketten. Om de tijd te verluchtigen opende vader wat brieven en las ze hardop voor. Ademloos luisterde ik en vreemd genoeg leken de brieven op elkaar te reageren en samen een verhaal te vormen. Langzaam begon ik mijn vader beter te begrijpen…het leven als feuilleton in briefvorm …vooral de zaken die verzwegen werden gaven vorm aan het grote verhaal. Het verhaal van het ongeschreven leven, de enige echte levende roman…was dat ook de de zevende literaire wet van Barvo;…”Het verzwegene is het skelet van de verhaalkunst?”. De monotone cadans van de treinwagons overstemde het gestommel in de cellokoffer. Vader ging helemaal op in ‘zijn’ brievenroman, na het lezen plakte hij ze met bruine plakstroken dicht. De mensen waren er zo aan gewend dat de geheime dienst hun post opende en weer met lompe discretie verzegelde. Wie een ongeopende brief ontving voelde zich soms niet helemaal serieus genomen door het heersende regime.
Na uren liep de trein het grensstation binnen waar we piepend en knarsend tot stilstand kwamen. In de nachtelijke stilte klonk koffergestommel, het was nu niet meer te ontkennen. Vader keek mij aan en vroeg: ‘Wat heb je in de koffer meegenomen, het is toch niet Belko, Momzi’s Wolfshond?’
Ik kon niets uitbrengen, nog nooit had ik succesvol tegen mijn vader gelogen en dat het een hoger doel diende… hoe kon ik dat geloofwaardig maken?’
‘Maak hem open, voordat dat arme dier stikt!’
Voorzichtig maakte ik het slot open die de kist verzegelde…ik opende de deksel.
Geen geblaf…want daar lag Barvo met schuimvlokken om zijn mond. Vader was verbijsterd.
‘Wie is dit in, heb jij hem in die koffer gepropt?…idioot!’
Het kostte veel moeite om mijn vader te kalmeren en uit te leggen dat ik een heldendaad aan het plegen was: ‘Dit is nu de grote Barvo Vorelsmani, het genie dat
Parkietenvlees heeft gebaard…zelfverkozen analfabeet…geheugenkunstenaar…vrijwel blind en bovendien begiftigd met echolocatie!’
Het duizelde mijn vader door mijn overspannen inleiding over mijn literaire mentor.
Barvo zat inmiddels te beven, zittend op een postpakket.
Hij prevelde onverstaanbare zinsdelen.
‘Geef hem iets te drinken, die arme ziel is helemaal verstijfd in die koffer!’
Na het drinken sperde Barvo zijn ogen wijd open en begon weer met zijn wimpers te knipperen. ‘Pak een pen, vader’ , riep ik , ‘hij gaat weer dicteren!’
Mijn vader pakte onmiddellijk wat brieven en zat met zijn vulpen paraat.
Vorelsmani citeerde nu met heldere stem, zin voor zin, in een lyrisch metrum,
soms klonken zijn stembuigingen als muziek;
….Orthopedisch gebak…laarzen vertrappen met automatisch gemak…vermalen molenstenen als beschuit…al wat leeft rest niets dan beven…orthopedisch gehakt met kruit gekruid…het marcheert over bevleesde wegen…een perverse wijze van voortbewegen…
zo ging Vorelsmani maar door to het stopte net als de trein. We waren gearriveerd, maar waar?
Vader Beusgard keek mij wanhopig aan en fluisterde:’die arme ziel is helemaal krankjorum geworden van die flacon…hij kraamt gruwelijke waanzin uit!’
‘Niet te snel oordelen vader’ ,wierp ik tegen, ‘wellicht is het ruwe, nog onbewerkte poëzie…dat slaapmiddel heeft een poëtische ader blootgelegd!’ Mijn vader keek vreemd op, hij had nog nooit over poëtische mijnbouw gehoord.

Genen 11 (Mammoet)

‘Waar is mijn flacon’ ,vroeg vader enigszins paniekerig zoekend in zijn posttas,
‘heb jij hem ergens gezien?’
‘Hoezo?’ ,vroeg ik zo achteloos mogelijk, ‘waarom zou ik nou…!’
‘Hij mag niet in verkeerde handen vallen’ ,zei vader indringend.
‘Hij?…wie is hij?’
‘Ja, die flacon!…ik moet hem vinden, hij zit vol met slaapmiddel…
levensgevaarlijk bij een iets te grote dosis!…je kunt er een mammoet mee omleggen!’

‘Ik dacht dat u er schervenwater in bewaarde als hartversterking voor onderweg!’ Het zweet brak mij uit als ik dacht aan Barvo die nu al tien uur achtereen in de cellokoffer lag te ronken..zou hij er ooit nog levend uitkomen?…hoeveel van dat spul had hij opgeslokt?…het zou toch niet zijn doodskist worden die cellokoffer?

‘Waar gebruikte u die flacon dan voor?’ ,vroeg ik aan mijn vader.
‘Om aan dat uitreisvisum te komen natuurlijk, als je die ambassadelarven niet kan omkopen moet je ze verdoven of in het uiterste geval vergiftigen…het is mij nu gelukkig wel gelukt, ik heb de officiële formulieren bemachtigd…ze zijn alleen nog niet ingevuld en ondertekend, maar dat kunnen we zelf wel. Ze worden hier in de stad met de dag gekker, we moeten snel vertrekken…wist je dat ze de boeken van die Vorelsmani van jou op het plein hebben verbrand?’

‘Wat, Parkietenvlees…dat prachtboek?’
‘Ja precies, de hele tweede oplage is is in rook opgegaan…hij zou een vijand van het volk zijn…ze zoeken hem!’ Tranen schoten bijna in mijn ogen, ik moest ten koste van alles Barvo redden, al was het maar om het boek voor de mensheid te behouden… dat lag veilig in zijn geest opgeslagen.
‘Wanneer kunnen we dan vertrekken en wat kunnen we meenemen?’ ,vroeg ik daadkrachtig.
‘Als het lukt reizen we morgenavond per trein vanuit station Warbovald. Moeder Wami komt later, ze heeft nog een stuitbevalling…we kunnen niet veel meenemen…amper het hoognodige…ik heb buur Momzi gevraagd om ons huis te beheren tijdens onze afwezigheid, je moest nog de groeten hebben van Belko!’
‘Ik wil alleen maar de cellokoffer meenemen’ ,zei ik vastberaden denkend aan arme Barvo.
‘Cello? Waarom die cello, je hebt nooit meer op de cel van opa Darpo gespeeld.’
‘Weet ik, maar ik moet toch iets te doen hebben, als ik nooit meer mag schrijven.’
‘Vergeet de literatuur toch jongen, ga liever brieven lezen zoals je vader…dan is de wereld een eindeloos feuilleton…en vergis je niet jongen, rendieren hoeden is hard werken, vergeleken daarmee is postbezorgen als bloemetjes plukken in een lentewei…maar goed als jij die kist zelf draagt vind ik het best!’ Vader klonk een beetje in de war voor een postbode die het toch van orde, stiptheid en regelmaat moet hebben. Opeens vroeg ik mij af: als Barvo in die koffer ligt, waar is dan die cello gebleven?

Genen 10 (Intenties)

Vorelsmani dicteerde zijn nieuwste hoofdstuk met wild knipperende ogen, alsof hij een spreekbuis van een andere wereld was. Ik hield zijn orakelende stem nauwelijks bij als ik het verhaal probeerde te volgen. Ik besloot mij alleen op het notuleren te richten net als opa Darpo ooit. Die inhoud zou ik later wel eens zorgvuldig nalezen.
Het voelde als een grote eer dat ik uitverkoren was om eerste deelgenoot te mogen zijn van dit nieuwe meesterwerk.
Toen hij zich na een uur leeggekletst had , wilde hij wel iets te drinken…om het te vieren. Ik haalde wat schervensap, mijn vaders zakflacon die hij onder het postbezorgen gebruikte om bij te tanken. Onderweg flitste de gedachte door mij heen dat Barvo misschien wel aartslui was, een Oblomov in het kwadraat, een lui varken dat mij misbruikte…was schrijven zo moeilijk dat hij, de grote literator, het niet zelf kon?
Ik schaamde mij onmiddellijk voor deze schandelijke gedachte.
Maar het maakte mij wel nieuwsgierig.
‘Hoe ben je trouwens analfabeet geworden Barvo?’ ,vroeg ik terwijl hij de flacon aan zijn omstoppelde mond zette.
‘Geworden…?’ ,riep hij verwonderd, ‘zo ben ik geboren!’
‘Ja dat snap ik, maar waarom heb je het niet geleerd…je kunt het nu nog leren!?’

Hij keek schichtig weg alsof hij een erg vieze smaak in zijn mond had en zei:
‘Ik had als kind al slechte ogen, maar dankzij dat heb ik iets ontwikkeld iets wat bijna niemand meer kan, voelen en luisteren! Ik heb van jongsaf aan geluisterd en alles opgeslagen. Ik heb mijn oren te luisteren gelegd, overal…onder tafels, bedden, in café’s, collegezalen, bordelen…waar niet? …dat is mijn geheime scholing geweest, luisteren en de verborgen intenties van dat gebazel aanvoelen…’

‘Wat bijzonder dat ik nooit heb gezien dat je slechte ogen had Barvo!’
‘Nee, dat zie je niet van buitenaf Beus…en ik kan je helaas niet in mijn bovenkamer ontvangen….maar ik kan je verzekeren, met mijn geestesoog is niets mis!’
‘Kon je niet naar de School voor Blinden en Slechtzienden?’
‘Natuurlijk had ik braille kunnen leren, maar notuleren kan iedereen aanleren, maar wat ik nu kan is een gave…en ik geef toe, dat ik bang was om die gave te verliezen’
Vorelsmani staarde roerloos voor zich uit na zijn ontroerende getuigenis.
Uit het niets vloog een mot voor hem langs die hij in een flits uit de lucht plukte.
‘Hoe kan dat als je zo slechtziend bent, Barvo!’ ,riep ik verontwaardigd.
‘Echolocatie!’ ,zei hij broodnuchter, ‘heb trouwens nog meer van dat spul?…zo’n flaconnetje heeft wel een erg magere inhoud!’
‘Echolocatie….echolocatie…ecolocatie…denderde het na in mijn door Barvo begoochelde brein…of was het betoverd?’