Roeiriem

Wat doe jij nou?
Ik…roei…tenminste… dat probeer ik.
Maar je hebt geen eens riemen.
Ja…nee, ik probeer te roeien zonder riemen.
Hoe roei je dan…met je handen soms?
Ja, kijk, ik peddel, dat gaat overigens best redelijk hoor!
Maar…luister, ik wil niet vervelend zijn hoor, maar…eh waar is je boot?
Ja, nu je het zo zegt…….misschien gezonken of zo?
Heb je eigenlijk ooit wel een boot gehad?
Nou, om eerlijk te zijn kan ik mij inderdaad geen boot herinneren…
Maar wat is het verschil dan met zwemmen?
Zou goed kunnen, misschien heb ik al die tijd wel gewoon gezwommen…?
Zeg…nogmaals, ik wil je niet storen in je bezigheid, maar ….ik zie hier ook geen water…
Wat zit je mij nou te vertellen…dat ik hier droog aan het zwemmen ben?
Weet ik niet, want je hebt zelfs geen zwembroek aan.

Gaiamus domesticus

Het verhaal dat de mens zichzelf graag wijsmaakt is dat hij het dier en de plant heeft gedomesticeerd. Dat gegeven heeft het begrip ‘thuis’ gegenereerd. Thuis, waar mijn eten groeit, waar mijn kudde graast. Moeder aarde ging onderwijl  in een potje wonen, zo ontstond de kamerplant. De wolf liet zich temmen tot schoothond, de tijger tot huiskat.
Je kunt evengoed beweren dat de hond, de kat en de plant de mens hebben gedomesticeerd en evolutionair slim gebruik hebben gemaakt van de mens.
Wat is de moderne mens zelf anders dan een kasplant in de kantoortuin? Moeder Aarde zit gerieflijk in een bloempot op de vensterbank, Gaia, godin van de aarde achter dubbel glas. Ik schaar mijzelf graag onder de huismussen die gezellig doortjilpen tot ze op een mooie dag op hun rug in een handpalm liggen om wie dan ook blij te maken.
Mussengetjilp is een onbegrepen evangelie, dat heel simpel zegt: dit is het paradijs, dit is het wonderbaarlijke ‘gewone’, je leeft dit buitengewone leven, dit miskennen schept een hel. Zij zijn de gevederde grijze engeltjes van godin Gaia die vanuit de vensterbank ziet dat het goed is.

Onderhond

Je had louter goede herinneringen aan je twee opa’s omdat je ze nooit kende.
Je smeedde ze aan elkaar tot één fantoomopa. Zoals je van twee autowrakken soms nog één rijdend voertuig kunt maken. Er deden alleen maar nare verhalen de ronde over hen, zo talrijk en naar dat ze nooit waar konden zijn, statistisch onwaarschijnlijk. Alles achter hun dode rug om. Nooit konden zij zich verdedigen tegen de aantijgingen.
Je nam het nu eenmaal altijd voor de onderhonden op, de hond die door de hele roedel gebeten werd. Met het voordeel van de twijfel bood je de fantoomopa een vluchtweg tot je begon te twijfelen aan de twijfel. Goede valse herinneringen boden geen troost voor echt gemis. Helemaal geen herinnering is echter dan honderd valse herinneringen.

Taalwak

………………………..

…… ……… ……

Wat heeft de dichter met al zijn witregels bedoeld? Wat heeft hij vergeefs willen zeggen? Zijn woorden lijken spaarzame smeltplekken in de poëtische ijsvlakte,
of opengehakte wakken voor de lezer om naar adem te happen. In de witregel
vallen lezer en dichter moeiteloos samen in de permafrost van het niet weten.
Ze zijn dan identiek als onbeschreven blad. Witregels zijn het laatste machteloze uitdrukkingsmiddel van de dichter. Dichter bij het onzegbare kan de dichter niet komen. Niet weten wat je zeggen moet en dat dan niet kunnen lezen in een witregel is een poëtische mijlpaal. Helaas kunnen slechts weinigen dat lezen tussen de witregels door. Sommige openbare geheimen zijn aanwezig in het onleesbare.

Vleugelen

Onhaalbare wensen zijn vaak wel de mooiste wensen.
Bijvoorbeeld: vliegen als een winterkoninkje of als kolibri…
Zelf zou ik al een moord doen om als hommel te mogen rondgonzen in bloemkelken.
Helaas is het menselijk lichaam te lomp om de zwaartekracht te transcenderen.
We wachten erop tot we het lichaam kunnen verlaten. Gevederd vliegen is mooi,
maar zonder lichaam vliegen is natuurlijk ultiem, niets zo licht en luchtig als de ziel.
De ongevleugelde mens kan zich tot die vlucht behelpen met de vleugels van de relativering. Humor kan het logge aardse bestaan in één gevleugeld woord overstijgen.
Vliegen is praktische transcendentie. Humor is geestige transcendentie, maar zeker zo verlichtend. Geestige vleugels.

As

Je kreeg het langzamerhand koud.
Dat kwam natuurlijk door dat woord winter.
Gelukkig had je het woord kachel nog ergens staan,
zo’n gietijzeren woord.
Je deed het deurtje open,
gooide er wat woordjes hout in van aanmaakblokletters.
Nu moest je even zoeken naar het woord vuur,
je kon er even niet op komen, waar had je het gelaten?
Te lang niet gebruikt.
Je vond het in een doosje
als een drie lettergrepige lucifer.
Het houtwoord vatte meteen vlam,
op papier dan.
Dit vuur is slechts van taal,
het papier wil er niet van branden.
Verwondering hierover gloeit na
als smeulende as van een vuur
dat er nooit was.

Wetkwekerij

Wie had er voor vandaag ooit van gehoord? Negatief gewicht…Negatieve afmeting?Negatieve snelheid… Negatieve hoeveelheid. Negatieve ruimte? Stelt u zich voor:
Iets weegt min 3 kilo, bewijs van de wet van opwaartse zweeftekracht. Iets is min 2 meter lang, het begint dus nog niet, twee meter voor het nooit bestond, volgens de wet van ‘antidistantie’. Of…iets verplaatst zich met een snelheid van min 5 kilometer per uur, wet van de ‘antiprogressie’, ongekende krachten. Iets komt voor in een groep van omstreeks min 23 individuen, zie hier de wet van de antikwantiteit, geldig bij individuën die nooit verwekt zijn of nog niet. En tenslotte de wet der ‘antispatialiteit’ , dit betreft de zogenaamde ‘onruimte’ waarin zoveel onzin ligt opgeslagen dat er niets meer bij kan. Wat dit ‘Iets’ is laten we hier even in het midden, omdat het alles kan betreffen. Nieuwe wetenschap heeft een antifenomenaal karakter omdat ze bewust achter feiten aanloopt die nog moeten gebeuren. Dit komt allemaal voort uit de wet van het Imaginaire Probabiliteitsbeginsel dat stelt dat wat er ook verbeeld wordt zich vroeg of laat ook zal manifesteren. Verbeelding is omnipotentiëel.

Pols

Het tweede of derdehands horloge om je jongenspols liet een bleke afdruk achter na een zonovergoten dag op het niemandslandje. De afdruk vormde een negatief brandmerk op je huid. Je zag de tijd in de dagen daarna met eigen ogen vervagen. De bleke huid kleurde even bruin als de rest. Na deze indruk van het tijdelijke verdroeg je pols geen horloges meer. Waarom zou je nu nog genoegen nemen met tweedehands tijd? Je wilde alleen vrije tijd, dat verschafte leefruimte. Als blootvoetindiaan had je sowieso geen boodschap aan de afgemeten wereld van bleekgezicht. Dat maakte je wel duidelijk met de rooksignalen van de vuurtjes die je stookte op het wilde land. Tijd was slechts een schaduw op de eeuwigheid, een wolkvlek op het zonovergoten landschap. De open vlakte was jouw thuis. Bleekgezichten leefden in de schaduw van het door hun zo aanbeden beton. Vergeefs zocht je naar een Opperhoofd, tot je genoegen nam met de zon.

Laks

Je hebt je deze week nog niet één moment verveeld. Weer te laks geweest. Meneer had zeker iets beters te doen. Schrijf het nu meteen in je agenda. Voortaan je verantwoordelijkheid dragen, als een veel te wijde broek. En zorg wel dat je niets in huis hebt en niets te melden. Wellicht kun je het nog inhalen. Achterstallig onderhoud.