Sigaarfabel

‘Wie heeft ooit alle macht aan die geldwolf gegeven?’ jammerde het kaalgeplukte schaap terwijl ze in de modder aan het dode paard stond te trekken. Vergeefs zochten haar ogen naar een helpende hand, maar de kudde graasde, in zichzelf gekeerd.
‘Het paard van onze Staat zou ons toch beschermen en voor eerlijke verdeling zorgen?’
‘Er waren toch herders aangesteld die zorg zouden dragen voor de hele kudde’.
De kudde zweeg. Ze wilden liever kolen en geiten sparen, dan kregen ze korting, zegeltjes en een kat in de zak kado of met andere woorden: de fameuze sigaar uit eigen doos.
‘Waar is dat zwarte vervilte schaap eigenlijk gebleven dat ons hier steeds voor heeft gewaarschuwd?‘ ,blaatte het kale schaap. De kudde stond als aan de grond genageld stil. De wolf floot tussen zijn tanden een oud onschuldig herdersliedje terwijl hij tegen een nooit gedempte put aanleunde.

De Wilde Westen


De bevolking leed massaal aan de onrust (dis-ease), uiterst besmettelijk. Zo aanstekelijk dat men onmiddellijk wapens en munitie ging hamsteren (to kill the disease).
Was men niet bang? vroeg de journalist aan de ambassadeur.
Bang voor nog meer sociale onrust? Er waren immers al meer wapenvergunningen verstrekt dan er mensen in het land woonden. Was de ambassadeur niet bang dat
die overkill aan wapens gebruikt zou worden? drong de bezorgde journalist voorzichtig aan.
Welnee, het volk zou de wapens nooit tegen zichzelf gebruiken, antwoordde de afgezant genoegzaam.
Je zag de journalist afhaken. Waren er niet al dagelijks ‘shootings’ in het land? Hij vermeed de meest evidente vraag te vragen: Tegen wie zouden die wapens dan wel gebruikt worden?
Je zag hem denken: Hoe kon je voor zo’n bevriende natie je broeders hoeder zijn? Had je met zulke vrienden nog wel vijanden nodig? Was zo’n natie niet de beste vijand voor zichzelf? Voor landen in een collectieve psychose bestond geen natie-psychiatrie. Wat is een land zonder reflectie? Het veroordeelt zichzelf tot Wild-Westtaferelen.

(Illustratie: Glen Baxter)

Tooi

Het regent in opperhoofd ‘Eigen Prooi’
Zijn schedel van hemel, zo lek als een zeef,
binnendruppelende berichten van ‘Grote Geest’

Witte wolkenveren sieren zijn oppertooi.
Donderwolk buldert concentrische zegeningen,
een stenen ziel drinkt zich klaterbeekjes in.

Zijn zoon ‘Uitgestorven Bizon’ is ermee gestopt
indiaan te zijn, het reservaat in zich opgeheven.
Knipt gaten in afrasteringen, zaagt grenspalen

om, verbrandt contracten, eigendomsbewijzen,
vredespijpen…Geeft alles weg wat van niemand is.
Het enige gezond verstand is begrepen misverstand.

Donderwolk leeggeregend heeft de geest gegeven.

Huts

Mijn jongenslichaam was onbedoeld steeds het grootste van de klas. Het stak met kop en schouders boven mijn leeftijdsgenoten uit. Rond mijn tiende werden mijn kleine ouders ongerust, misschien had ik een groeistoornis. Babyschoentjes waren al moeilijk te vinden geweest. Mijn lijf groeide te snel uit mijn kleren… vonden ze.
Onze kettingrokende huisarts vond dat ook niet gezond dus wilde hij mij aan het onderzoeksprogramma van het Dijkzigt-Ziekenhuis Rotterdam onderwerpen. Ik wist niet welke buitensporige groei mij nog te wachten stond, dus ik verzette mij niet. Een hele ochtend ging ik door de medische molen. Bloedonderzoek, stofwisseling, hormonenhuishouding, röntgenfoto’s van botgroei, hand en schedelmetingen, inclusief de stupide hamertik op de knie…ja hoor, hij deed het!
Het hoogtepunt kwam volkomen onverwacht toen een leuke jonge verpleegster met een ring van ovale balletjes kwam aanlopen, van groot naar klein.
Of ik voor de voortgang van het onderzoek mijn onderbroek wilde laten zakken zodat zij handmatig de juiste afmeting van mijn testikels kon navoelen. Eerst die ene….zorgvuldig bevoelen, op eventuele afwijkingen, dan de overeenkomstige balmaat erbij opzoeken aan de rammelende ring. Daarna die andere…Het kriebelde inmiddels achter mijn oogbollen, daar waar je nooit kunt krabben. Niet eerder werd ik aangenaam onthutst door zo’n belangstellende zuster. Niemand had ooit enige warme belangstelling getoond voor het verborgen leven van mijn balzak, laat staan voor de inhoud. Het waren er twee, als ik mij niet vergiste… maar ik kon ze nu al niet meer uit elkaar houden. De handmatige meting leek een eeuwigheid te duren die achteraf toch veel te kort leek. Aangenaam onthutst bleef ik achter, volkomen de tel kwijt. Die onthutsing is sindsdien nooit meer echt weggegaan. In mijn kinderlijke fantasie deed ze de hele dag niets anders… De uitslag stelde mij zeer teleur. Er was niets aan de hand. Verder onderzoek was niet nodig. Ik zou haar nooit meer zien.

Gaap


Mensen vragen jou wel eens waar jij je opleiding voor creativiteit hebt genoten?
Nu beken je met je hand op het hart dat je nog nooit van welke opleiding dan ook heb genoten. Het genotsaspect wist het onderwijs succesvol buiten het curriculum te houden. Genot dat deed maar in je vrije tijd, zoiets.
Hoe je het dan toch nog tot schepper heb geschopt? Het Openbaar Geheim onthult:
In het diepste geheim ben je opgeleid door een diepgaande verveling. De volwassen wereld trof jou als saai en stompzinnig, mechanische herhaling van hetzelfde voorspelbare patroon. Onder schooltijd vond je het vaak erg jammer dat je niet dood ging van verveling, doodgaan leek jou een stuk opwindender. Je leed chronisch aan de gaaphonger.
Het onderwijs kwam neer op de gedwongen ondertekening van een eenzijdige afspraak: “Zo is het leven nu eenmaal, zo doen wij de dingen, en zo blijven wij ze doen tot wij erbij neervallen, ook al weten we dat het niet werkt”. Wanneer je je handtekening onder dat contract zette was je een geslaagd burger. De school liet jou je kostbare speeltijd stierlijk verveeld uit het raam kijken, naar buiten waar het echte leven zich afspeelde. Buiten waar je vuurtjes kon stoken. Wat kon je allemaal niet in as leggen, dacht je vol gloed. Ook buiten school om kon je je vervelen, maar daar was er niets wat jou dwong iets te doen, iets te maken of iets te worden. Je ontdekte dat als je je maar lang genoeg vrijelijk kon vervelen dat er dan vanzelf iets gebeurde… Je hand tekende opeens zomaar in het zand iets wat ergens op leek wat je niet kende. Je mond floot vanzelf een liedje die je nog nooit had gehoord, je voeten maakten soms onbedoelde huppeltjes van genot. Je handen begonnen dingen te maken, zonder doel te prutsen tot het soms een vorm aannam die beviel…het beviel je omdat het nergens op leek, iets ongekends. Onder je handen zag je iets ontstaan uit niets. Creatio ex nihilo. De zee van mogelijk heden, waaronder het onmogelijke, lag aan je voeten. F. Wildesheim verwoordde het zo:

Verveling, ontstaansbron aller wezens en dingen.
Het begon al in den beginne, er was totaal niks aan.
God verveelde zich kapot in een wereldloos bestaan
en schiep het scheppen, als een puur goddelijk genot.
Zo maakt God zichzelve ongedaan, want scheppingen
gaan hun eigen leven leiden, het vrije toeval is hun lot.

Staal


Verhalen die je nooit hebt gelezen laten soms een onuitwisbare indruk achter.
Voor mij is dat ‘Archie de Man van Staal’ geweest. Hij leidt nog altijd een obscuur bestaan in het labyrint van mijn geheugen. Soms loop ik hem zomaar tegen het lijf in de gedachte gangen, onverwacht. En altijd moet ik om hem lachen, wat raadselachtig is want het was geen humoristische strip. Het verwende vriendje van mij had stapels stripblaadjes waaronder ook deze ijzeren held. Ik zag ze terloops wel eens in maar mocht er nooit eentje lenen. Als we met zijn autootjes speelden mocht ik alleen met de afgeragde exemplaren die hij zorgvuldig voor mij uitzocht. Als tegenprestatie nam ik soms een essentiëel legoblokje van hem mee naar huis, waar ik het plat sloeg op mijn vaders aambeeld. Maar terug naar de held.
Archie zag er vierkantachtig uit, gesmeed uit platgewalst plaatstaal. Het waren ijzersterke verhalen. Archie kon bergen verzetten, ijzer met zijn vierkante knuisten breken, krokodillen doodknijpen als mijn aangewakkerde fantasie het zich goed herinnert. Archie was door en door goed, met een ijzeren wil en discipline. In mijn kindergeest associeerde ik hem met ‘Stalin’ ,wat later meer een ijzervreter bleek te zijn geweest. Aan Archie’s identiteit kon niemand twijfelen want zijn naam prijkte in hoofdletters op zijn borstplaat. De meeste van zijn tegenstanders konden waarschijnlijk niet lezen anders waren ze natuurlijk meteen gevlucht voor de onoverwinnelijke. Elk probleem was simpel voor de man van staal. Alles kon met geweld worden opgelost. Heerlijk simpel. Nu zijn er tegenwoordig heel wat stripfiguren die het tot president weten te schoppen omdat ze de meest complexe problematiek terugredeneren tot ‘appeltje eitje’. Met een ijzeren logica.

Gumsel

Het lichaam als een wereldontvanger. Luisteren is niet alleen een kwaliteit van de oren.
Bewust zijn luistert naar al wat de wereldontvanger binnen krijgt, ontvankelijk voor alle zintuiglijke indrukken. Zonder luisteren kan er geen afstemming zijn. Tijdens luisteren gaat de zender uit en wordt de klok stilgezet, anders ben je je eigen stoorzender. Afstemming biedt geen overbrugging van deze naar een andere oever. Het is een samenvallen. Luisteren gumt elke afstand uit. Luisteren kan een ander geluid laten horen, het geluid van gegum, van uitgegumd zijn. Waar is de tijd, waar de afstand?
Het grafiet van de afstand laat grijs gumsel achter op de blanco pagina.

Zakje

Geen metrum, geen rijm, wat eigenlijk nog wel?
Het gedicht is grotendeels leeggehamsterd
door al te gulzige lezers. Geen citroen meer te krijgen.
Tussen de geplunderde schappen klinkt
vegetarische muziek, vlees noch vis-muzak.
Naast de kassa ligt volkoren driegranenliteratuur
met dramatische ingrediënten tegen weggeefprijzen.
Bij voldoende besteding krijgt men een zakje
oplospoëzie met tuinkruidencroutons cadeau.

Goal

Het had weinig gescheeld of je was er niet geweest,
je was bijna iets anders, een plant, een steen of beest, iets dierbaars geworden,
iets anders met geest. Nu was je een zondagskind op Vaderdag geboren.
Een geluk bij een ongelukje, een toevalstreffer, doelpunt in eigen goal in de verlenging.
Je vader was geen goaltjesdief, eerder een ausputzer, niet te passeren in fair-play.
Moeder stond op doel het net te mazen en de palen op te poetsen, sop en groene zeep.
Wist zij veel dat de wedstrijd al begonnen was. Ze dacht meer aan ruimschoots voorbij.
En toen kwam jij plots, als vreemde speler ingevlogen uit het buitenland, een balverliefde pingelaar. Je bleek het levende bewijs dat theorie nooit klopt. Jij werd de plaatsbepaling van ‘hier’ waar je ook was op het groene gras. Je speelde blootsvoets als een indiaan, gewoonten uit een vorige leven. Geboren worden, een mysterieuze tak van sport, speling der natuur.