Eeuw van het zweet

Volgens vrolijke futurologen leven we nu
reeds in ‘de Eeuw van het Zweet’.

Het ‘Sauna-tijdperk’ is aangebroken.
Zij beweren ijskoud dat dankzij de opwarming
het energieprobleem is opgelost.
Ze zetten zonnestraling om in verkoeling.

Ventilatoren worden onze Goden,
koelkasten onze Vriesgodinnen.
Ze wonen voortaan in ondergrondse oasen.
Verhitte gemoederen zullen in koelte bedaren.

De maan wordt tot nieuwe zon verheven.
Als schaduw, zo licht, weegt ons leven.

Sporadisme


Altijd en Immer liepen graag
dagelijks onze voordeur plat

tot Immer ‘n horloge kreeg
en Altijd een drukte-agenda

daarna verwaterde het bezoek
van Meestal-wel tot Vaak-niet,

Het begon danig te versomsen
naar Zelden en Amper

tot ook Amper zich gestaag
vernimmerde naar…hoe noem je zoiets?

Nu zit Niet-Noemenswaardig brutaal
genesteld in onze beste fauteuil!

Deze gast is er niet uit weg te slaan
we verdragen gelaten zijn opperbeste bui.

Mensheden


Je weet nooit wat je mist,
net ontsnapt aan een ramp
of een hoofdprijs misgelopen
of beide?

Weet jij veel wat je meemaakt?
je wilt toch niet beweren
dat je echt weet wat water is?
of wat precies hersencellen zijn?
laat staan hoe ze deze
meerdimensionale belevingswereld,
zo verdacht echt doen lijken?

Hoe weet je eigenlijk ooit zeker
of je iemand, een boek, een film…
nu echt helemaal hebt begrepen?
of dat je een manke vertaling
hebt gemaakt naar het jou bekende?

Niet-weten maakt nederig
als een ondergrondse schimmel
die permanent op de tast zoekt
naar organismen om ‘n innige
symbiose mee te beginnen

nieuwsgierig voortwoekerend
kruipen schimmels als verkenners
zich openend naar alle wezens
om intiem mee samen te lijven
‘n perfect rolmodel voor mensheden

Droog

Het grote epos gaat over het allerkleinste, het verfijnde, meest subtiele dat het kenmerk draagt van alomvattende oceanen, overvol van mogelijk heden, één vonkje schijn is genoeg om wat dan ook tot zijn te verleiden. In elk zandkorreltje woont een zandkasteel…een sneeuwkristal droomt van ijspaleizen. In welke laatste adem gloort nieuwe geboorte…als wat?
Slordige dromers vangen verse woestijnvissen of fata morgana’s van smeltende sneeuwpoppen…ze wensen zich droge watervallen of lichtjaren van twee seconden lang. Ze wanen als verkenners van het ongekende graag het onmogelijke mogelijk.
De echte woestijn is natuurlijk deze woestijn zonder zand, drooggevallen van alle fenomenen, verlaten leegte bewoond door stil besef. In wezen het grootste, meest subtiele detail. Noem het geen naam, probeer het maar vergeefs te vergeten.

Vorst

De oude onbekende liet zich weer eens zien: de achtennegentigmiljoen jaar oude Dinosaurus… We wisten niet wat we misten. Nu eindelijk ontdekt in Patagonië, Argentinië, fossiele reuzenbotten van de grootste dino ooit, 20% groter dan de grootste bekende tot nu toe, zijn troetelnaam: Patagotitan Mayorum. Had zich zo goed verstopt onder archaïsche aarde. De voorzichtige grafschenners zijn euforisch over onze vreedzame voorouder: Grote planteneter met lange staart als tegenwicht voor de langste dunne nek, 40 meter hoog…een flat van dertien etages. Uitgegraasd vond Patagotitan de dood, waarschijnlijk door een klimaatramp.

Achtennegentigmiljoen jaar later vries ik hier thuis zojuist de laatste sneeuwbal in. In het vriesvak heerst onze kleinste en enigste ijstijd. Vorst verdient het om gekoesterd te worden na alle bewezen koude diensten, ook al is het een winter van niks. Winters sterven uit in dit tijdperk van het grote smelten, als de mensheid slaagt als klimaatramp dan worden Poolstreken tropisch. Wie ooit de laatste winter gaat opgraven ontwaakt op het palmenstrand van Nova Zembla. Welk wezen zal over achtennegentig miljoen jaar de resten van deze laatste winter opgegraven uit ons vriesvak? Wat zullen ze zeggen, de laatste sneeuwbal ten tijde van die winter van niks, het nulpunt van onze tijdrekening…toen alles anders werd?

Damp

Professor Samuel Whilstquiver, autodidact, fervent hobbytoerist en quantumfysicus ontdekte al in de jaren ‘90 het energetisch principe om materie te ontledigen. Dat wil zeggen te ontdoen van elke inwendige ruimte. Dat materie voor het overgrote deel uit lege ruimte bestaat is algemeen bekend. Zonder ingebouwde ruimte resteert er slechts een inerte quantumdamp. Volgens Whilstquiver treedt een leegloopeffect op (Imploding Matter) zodra de quanta tijdelijk geneutraliseerd worden, ladingloos. Er blijft een soort etherische mist over van de een zo ‘harde materie’…
Door deze resterende mist opnieuw te laden (Spatial Inflation) zou de materie opnieuw het oorspronkelijke formaat aannemen. Met deze laatste techniek worstelde Whilstquiver kennelijk nog, gezien het enorme aantal verdwijningen van objecten rondom zijn woonplaats Santa Fé. Over nut en toepassing speculeerde Whilstquiver enthousiast over  nuttige toepassingen: bijv. wat dit zou betekenen voor de professionele toerist: zo zou de Matterhorn gedematerialiseerd zo in uw broekzak passen, de Eiffeltoren in een luciferdoosje…Alpha Centauri in uw botaniseertrommel. Reizen zou theoretisch geen tijd meer nemen omdat afstanden gefutiliseerd worden. Elk gewenst toeristisch object zou zo worden geminimaliseerd en naar u worden opgestuurd terwijl u in uw leunstoel blijft zitten. Mogelijkheden waren mindblowing.
Over proefnemingen hulde de Professor zich in stilzwijgen zolang de patentaanvragen nog in behandeling waren. Critici waarschuwden destijds al dat deze implosieve techniek krachtiger is dan alle atoombommen bij elkaar. Men vreest met name voor een kettingreactie. Totale futilisering zou dreigen. Inmiddels reist de hoogbejaarde Samuel alleen nog in de geest, die uiteraard uit niets dan quantumdamp bestaat….damp die zich potentiëel kan samentrekken tot wat dan ook. De patentaanvraag ligt waarschijnlijk in de kluis van het octrooibureau in Albuquerque te verschimmelen.

Spiegelindustrie

Wat ooit het beste idee leek ontpopte zich gaandeweg tot een onwelkome gedachte.
De spiegelindustrie zou het land uit de depressie helpen. Wat velen een oplossing leek bleek een vilein rampenscenario. Het onwelkome zou vanzelf wel vertrekken, dacht men. Welk hoofd zou daar nog onderdak aan bieden?
Onwelkome gedachten zijn doorgaans maar even te gast, maar deze gast vertrok niet vrijwillig. In de medaillewinkel kocht hij de eerste prijs, een gouden beker, waar hij zijn naam ‘absolute winnaar’ in graveren. De onwelkome poseerde trots met zijn trofee voor de spiegel, die hij vastberaden in bezit nam en applaudisseerde voor zichzelf. Zijn leger ingehuurde figuranten was bereid uitzinnig toe te juichen, zolang ze werden doorbetaald. De onwelkome gast was verzekerd van genoeg geld om zichzelf nog jaren van applaus te voorzien. Wat zou de spiegel doen verbrijzelen? De spiegelindustrie draaide overuren.

Hout?

Het jonge boompje groeide onder de beschutting van de honderdjarige beuk
die zachtjes kreunde, wat of het wilde opschot wilde worden…een tafelblad met vier poten…een blokfluit…een mooi geschaafde doodskist?
De jonge spruit wist niet waar de bejaarde woudreus het over had.
De oude legde uit wat je als hout allemaal kon bereiken in het leven…wat je maar wenste. Een viool kon je worden…een paar klompen…een boot…een boshut… een schaakspel.
Het jonge opschot kende dat allemaal niet… En wat hout was kon het zich als spriet
al helemaal niet voorstellen. Het vroeg aan de oude wat hij dan geworden was.
‘Ik ben helemaal niets geworden’ ,zei de reus schor diep vanuit z’n verweerde bast.
‘Ik ben oud geboren, niemand zag iets in mij, mijn binnenste is grotendeels
vermolmd en hol, een schuilplaats voor dieren…maar mijn familie heeft het ver
geschopt…de een is een voornaam dressoir geworden, de ander een schatkist
met houtsnijwerk, mijn overgrootvader werd een koningstroon’
‘Hoe bent u zelf zo oud geworden?’ ,wilde de jonge weten van de reusachtige beuk.
‘Ik ben in de geest van het levende hout gebleven, ik was altijd al precies zo oud
als ik op dit moment ben…er was niets te wensen…en hoe dat kan begrijp ik zelf ook niet’
‘Zo wil ik ook graag zijn’, zei de jonge boom: ‘Onbegrijpelijk’
‘Ja’ ,zei de oude, ‘en weet je, wat het vreemde is: onbegrijpelijk zijn is niet van hout’