Ontologos

Wat zou er zijn zonder benulzijn?
Niets en zelfs dat niet eens.
Zelfs voor niets is er benulzijn nodig om te worden gedetecteerd.
Afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid.
Iets niet kunnen detecteren is geen bewijs dat het niet bestaat.
Maar aanwezigheid en/of afwezigheid van wat dan ook is
vanzelfsprekend bewijs van waarnemend benulzijn.
Benulzijn is evident voorwaarde voor welke detectie dan ook.
Wonderlijk dat er mensen zijn die dit oprecht kunnen ontkennen.
Ze ontkennen hun eigen aanwezigheid, wat grappig is omdat
men er eerst moet zijn voor men zichzelf kan ontkennen.

Maggi

was ons mensdom zo verwaarloosbaar futiel
dat ons niets anders dreef dan te blijven drijven
in deze kosmische planetensoep met ballen

als nomadisch plankton in deze zee van ruimte?
klaar om opgeslokt door die enorme walvisgod
die ene met die duistere huid vol fonkelsterren

waren wij dan een vreemd soort van vermicelli?
brengt welke Maggi ons ooit nog op smaak?
proeft welke tong ons, verteert welke maag ons

ooit tot universeel fijnstoffelijke benulspul
en blijken wij sublieme sensoren van alles en nog
wat er zich voordoet in lijf en tussen de oren?

Heggesprek

in het loverpaleis van de ziel
zwermt soms mussengeluk rond
als een snorrende vlaag van vleugeltjes
strijken ze neer in de verlegen beukhaag,
die zich ontfermt over de tjilpende zinderingen
door gebladerte omvat vergadert het hoogste hof
over zingevingen & algemeen voorthippende
geluksvogelzaken, op en neer wippend
stemmen ze in met de gehele zwerm
daarna baden ze vrolijk in het stof
verspreiden ze zich in een berm
of zingzeggen ‘t van de daken

Ruil


Ik ben in het verkeerde lichaam geboren…zo dacht ik eerst. Welk lichaam dan wel het juiste voor mij was ontdekte ik pas toen ik eens ‘n Blauwe Vinvis zag. Ik zag alleen nogal op tegen de eindeloze operaties die daarvoor nodig waren.
Na het afzien van een fysieke transformatie ging ik het volgende overwegen: dit was wel het juiste lichaam, maar bewoond door de verkeerde ziel. Ik moest alleen maar de juiste ziel voor mijn lichaam vinden en tot zielsverhuizing overgaan. Het zou een vorm van woningruil moeten worden, tegelijk oversteken naar een voor beiden wenselijk lichaam. Er moest, zo stelde ik mij voor, mij ergens in de oceaan van dit bestaan een blauwe vinvis rondzwemmen met een verkeerde ziel erin. Hoe kwam ik in contact? Ik besloot Horizon in te schakelen, die kwam immers overal tussen hemel en aarde…tot in de verste verten. Uit peilloze diepten dook op een goed moment ene Thorvald op, een zeer oude Vinvisch. Het klikte meteen. Hij zag dit menselijk lijf wel zitten, het zat als gegoten om zijn walvisziel. Na de ruil was ook ik zeer tevreden, nooit had ik mij zo ruim gevoeld. Ik zwom als het ware in dat veel te grote lichaam, het slobberde lekker losjes rond mijn ziel. Als een vis in het water, omvat door het nat. Ik kon wel huilen van geluk, maar niemand zag het.

22/2/2222

Het zal 22/2/2222 zijn geweest toen ik nog niet geboren was.
Wel had ik mij negen maanden tevoren    
kunstmatig laten verwekken door twee draagouders,    
om exact op dat ene unieke getalsmatige moment ter wereld te komen.

De techniek was er, en dan vraagt de mogelijkheid er als het ware om.    
Het kon volgens de data, dus moest het gebeuren.  
zo was nu eenmaal het ethisch beginsel van die tijd.

22/2/2222 , als moment dat maar een keer in de geschiedenis voorkomt,    
een buiten- kansje om eens heel bijzonder te zijn.    
Eerst stelde ik mijn ideale genenpakket samen    
uit het humanoïde genenarchief.    

Mijn ouders had ik speciaal voor dit doel geselecteerd    
vanwege hun conditionering als exacte wetenschappers,    
berekenend tot op zes cijfers achter de komma nauwkeurig.    

Mijn vorige levens als commando en geheim agent    
hielpen mij om deze mission impossible te volbrengen,    
met militaire precisie. Zo had ik mijn nietsvermoedende ouders    
door minutieuze manipulaties tot mijn geplande conceptie aangezet.    

Wat ik daar allemaal tussen hemel en aarde voor heb moeten bewegen    
laat ik hier achterwege om niet anderen op dit onzalige idee te brengen.  
Nu is mijn toekomstige kennis een idee-fixe gebleken    
en totaal in de soep gelopen.    

Door een stuitligging kwam ik helaas drie weken te laat ter wereld,    
ondanks alle pogingen om de geboorte kunstmatig af te dwingen.  
en wel op 14/ 3/2222…dit nietszeggende getal markeert nu    
mijn betekenisloze verschijning op deze planeet.    

Al moet ik bekennen dat er ongekende vrijheid schuilt    
in een leven vrij van betekenis, los van duiding, vrij van de tijd.    
Onbeduidend geluk als ongezochte bijvangst.   
Maar vraag mij niet hoe laat het is.

De diagnose

Voor de diagnose had B. eigenlijk een sereen en onopvallend leven geleid.
Er deden zich wel dingen voor, maar die losten ook weer op in de vanzelfsprekende stroom van dagelijks leven. B. zag er het probleem niet van in. Zijn omgeving zag dat toch anders in. In hun ogen zag B. nergens het probleem van in… en dat kon toch niet zo zijn.
B. was erg meegaand en welwillend, niet dat hij zich zo opstelde, hij zag er simpelweg geen probleem in. Vandaar stemde hij van harte in met een deskundig onderzoek naar zijn kennelijke staat, een afspraak werd gemaakt. In de beleving van B. verliep het consult en het doornemen van de vragenlijst rimpelloos. Wel viel het hem op dat de deskundige wat vreemd uit zijn ogen keek, maar ook dat kon natuurlijk geen probleem zijn, vond B.
Een week later viel de diagnose op de deurmat in een grijze envelop waar ‘strikt vertrouwelijk’ op stond. B. had de envelop vanwege dat opschrift eerst niet open willen maken tot zijn buurman hem erop wees dat deze restrictie uiteraard niet voor hem gold.
In het bijzijn van de hulpvaardige buurman opende hij de envelop en las fluisterend de diagnose voor. De buurman had hem medelevend aangekeken en zijn hoofd deemoedig op en neer laten wiegen, waarna hij B. alleen had gelaten om het te verwerken.
Bij het vervolgconsult nam de deskundige met B. alle symptomen door die bij de diagnose hoorden. B. hoorde ze stuk voor stuk onaangedaan aan, alsof het iemand anders betrof. Hij wilde de deskundige graag terwille zijn, die had immers een goed doortimmerd behandelplan opgesteld, schematisch, zwart op wit.
Ongemerkt ging B. zich gedragen naar de vereiste symptomen. Hij vond ze wel grappig, het was eens iets anders dan hij gewend was, maar ook goed.
De deskundige die nu zijn behandelaar was toonde zich zeer tevreden met B’s gedrag.
De symptomen werden een nieuw ijkpunt in zijn bestaan, ze gaven houvast aan alle betrokkenen. Voor B. maakte het feitelijk niet veel uit, behalve dat zijn omgeving nu
meer tevreden was met zijn aanwezigheid. Men kon er nu beter mee leven, zo leek het.
Al dachten ze niet dat B. er ooit nog helemaal van af zou komen. De behandelaar kon deze prognose tot zijn spijt alleen maar bevestigen.

Theepot

Na lang beraad zijn we eruit
God blijkt ‘n theepot te zijn
met een schenktuit als fluit
van hoogwaardige porselein

ouder dan het pleistoceen
dit goddelijk stuk keramiek
klinkt ergerlijk door merg & been
hemelsche theepotmuziek

God heeft zich ingeschonken
tot onze kop ervan overloopt
pas als wij zijn leeggedronken
zijn wij in hemelsnaam gedoopt

zo gek kun je ‘t niet verzinnen
we kennen deze pot wel van buiten
maar naar dat mysterie van binnen
daar kunnen we mooi naar fluiten

Rode draad

Het ongeschreven verhaal dwaalt over straat, wankelend en voortstamelend, een dakloze op zoek naar een boek om in te slapen. Gehuld in een slechtlopende beginzin, de rafelige deken van mondelinge overlevering, waar hij een rode draad uit probeert te trekken. Het zwervende verhaal zoekt ergens onderdak, ‘n bovenkamer, ‘n hoofd dat hem adopteert. Het kraakt lekke zolderkamertjes van om het even iemand, iemand met een pen en papier. Zijn aanwezigheid roept irritatie op, weerstand. Meestal wordt hij meteen als ongewenst op straat gezet. Het verhaal wil dat het noodgedwongen een lastig personage is. Altijd in conflict met een iets of iemand, desnoods overhoop met de hele wereld, fictief of niet. Zonder wrijving geen verhaal. Het verhaal is bepaald geen zonnetje in huis, geen gezellig onbekommerde vertelling. Het verhaal moet dwangmatig problemen maken, dat verschaft bestaansrecht. Immer op zoek naar een notulist om voor zijn karretje te spannen, is het verhaal een geboren opportunist…een intrigant.
Als een stalker infiltreert het verhaal geestelijk leven:
“Je wil niet weten wat ik je allemaal te vertellen heb, ik ben een avontuur”, fleemt het verhaal verleidelijk, “Je hoeft alleen maar te notuleren…ik citeer…het is zo gebeurd!”
“Het kan mij niet schelen of ik omschrijfbaar ben of niet, ik zal je blijven lastigvallen als ronddolend spook, zolang je mij niet afgeschreven hebt…realiseer je je wel” , bluft hij,
“dat ik jou heb uitverkoren, ondankbare hond!”
En bevalt het geschrevene niet, dan komt hij later verhaal halen.
“Dit zijn jouw woorden…ik herken mij niet in dit verhaal, begin maar opnieuw!”

Saaiveld

tuinaarde ligt als plantaardig geheugen
verborgen onder saai maaiveld

elke dag groeien verse herinneringen
hun prille blaadjes bovengronds

winter wiste het heldergroene verleden
tot niemand er nog iets van wist

zaaivelden zinderen van leven beneden
jonge zon kruipt onder nog bleke huid

nu zie je wat zo ongekend is gemist
een groen verheugen opgefrist

zich levend weten bloeit elk moment op
het vergetene verwelkt en dooft uit