is het niet ontroerend
die toegewijde ambitie der dingen
om door middel van gestage slijtage
steeds weer opnieuw
het bestaan van vergankelijkheid
te willen bewijzen?
deze onstuitbare bewijsdrang zelf
lijkt nooit te eroderen
en alles gebeurt
zonder enige daadkracht,
een vredig en weerloos verweren
bij het incasseren
van zoveel bewijsmacht
vergaat je de moed
om hier iets blijvends
tegenover te stellen
een plamuur van ruimte
smeert zich als balsem
over de holte van onvermogen