Erosie

is het niet ontroerend
die toegewijde ambitie der dingen
om door middel van gestage slijtage
steeds weer opnieuw
het bestaan van vergankelijkheid
te willen bewijzen?

deze onstuitbare bewijsdrang zelf
lijkt nooit te eroderen
en alles gebeurt
zonder enige daadkracht,
een vredig en weerloos verweren

bij het incasseren
van zoveel bewijsmacht
vergaat je de moed
om hier iets blijvends
tegenover te stellen

een plamuur van ruimte
smeert zich als balsem
over de holte van onvermogen

Schoot

Poëzie is simpel weg
het onbedoelde dat gebeurt

dat wat spontaan toevalt
in de lege schoot van bestaan

niemand doet poëzie
niemand is een dichter(es)
niemand vindt lyriek in alles

wij zijn van poëzie
alles overkomt ons, ongerijmd

en dat we dit lezen
is op zich weer zoiets poëtisch

niemand doet iets
niemand groeit haar
niemand doet haar uitvallen

niemand is kaal
van welk doen dan ook

poëzie is een pruik
zonder ook maar één haar

Sport

Winnen is een enige sport
en ook de enigste
op de ladder van overleven

met onze God placebo
klimmen we steeds een dagje
hoger op de trap van immer

elke morgen slikken we
onze denkbeeldige godenpil
die dankzij goede bijwerkingen
nergens slecht voor is

zeven treden per week
klimmen we naar boven
tot de allertraagste wint
en naar beneden stort

wie het laatst aankomt
geeft zich gewonnen
winnen is de hoogste sport

Terra


De schrijver bestond natuurlijk niet echt, alleen maar soms even op papier…
op het moment dat het gelezen werd. Wat de schrijver net geschreven had beleefde hij letterlijk. Zo had zich vanuit het niets een schrijver tot bestaan geschreven. Een wonderbaarlijke zelfverwekking. Door te schrijven was hij woord voor woord gaan bestaan uit zinvolle taal of andere raadselachtige klanken, die niets minder uitdrukten dan mysterieuze verwondering. Wanneer de schrijver honger had beschreef hij een broodje met beleg erop of iets anders eetbaars. Je kon het zo gek niet noemen of de schrijver schreef het. Soms noteerde hij er iets te drinken bij, want van schrijven kreeg je dorst. Om rustig te kunnen ontbijten beschreef hij een tafel met een stoel en een radio waarmee hij onder het eten kon luisteren naar het weerbericht. En als het weer als regenachtig werd omschreven…dan schreef hij een compleet huis om zijn eettafel heen met een tuin rondom, om een beetje droog en beschut te zitten.
Na het ontbijt schreef hij zich wandelend door de onbeschrijfelijk rare tuin. Er groeiden daar dingen van taal uit de grond die met geen pen te beschrijven waren. Zijn tuin omschreef hij als een ‘terra incognita’.
Inkt was een metafoor voor het schrijversbloed. Zolang de schrijver nog inkt kon bloeden was er een geschreven leven. Het gekras op lege pagina’s was betekenis geven aan het ondoorgrondelijke mysterie, het speelde met het gegeven ‘iets te betekenen dan wel niets’. Tussen de regels door schreef hij zich gaandeweg weg.
Tot iemand hem weer eens tot leven las.

Mist

Het wakkere van de droom is lucide,
licht, tijdloos, waan zelf heeft geen gewicht.
Koester geen wanhoop en hoop evenmin op iets
anders dan dit wat spontaan in de schoot valt.

Een regenton of dakgoot kan niet veel voller
dan overstromend van gelukzalig nat.
Vanwaar angst om te verzuipen in overvloed?
Laat vuil, wat je niet bent, van je af spoelen.

Het enige recept voor verandering begint
met het afwijzen van elke receptuur.
Is bestaan bedoeld als een onbekend gerecht
niet-weten dat zich absoluut zeker proeft?

(Uit: ‘In mist gebeitelde epigrammen’ ,F. Wildesheim)

Opslag

Bestaan is wonderbaarlijk raar
en de dingen die je tegenkomt zijn zo talrijk en onbewaarbaar.
Liefst zou je alles in ongeschonden staat behouden,
als een fysiek rekwisietenmagazijn, onhaalbaar.

De Homo Musealis is een obsessief verzamelaar,
deze ziet de wereld als een museum,
alles op alfabet, gerubriceerd,
geconserveerd in stofvrije vitrines.

Er is helaas ‘n enorm opslagprobleem,
conserveren is kostbaar en vreet ruimte.
Vergaan daarentegen gaat vanzelf,
is altijd gratis beschikbaar,
immer dienstbaar en bereid
om duurzaam te slopen.

We zetten dus beter in op gratis vergankelijkheid.
1 foto, of herinneren aan die foto is genoeg
om een hele belevingswereld op te roepen.

Vernietiging is onze beste vriend,
ze schenkt ons ruimte om het ongekende te ontmoeten.
Het museale bestaan van de herhaling kennen we nu wel.

Atrium


Mijn vrouw en ik waren onlangs ter oriëntatie op bezoek in ‘De Open Inrichting’.
Halverwege de oprijlaan trad een man ons van uit de rhododendronstruiken tegemoet die ons aanbood rond te leiden in het paviljoen. Hoge lichte ruimtes, veel glas, brede gangen met louter open deuren. De man vertelde onder het rondleiden dat hij een cactus in zijn hoofd had. Ik maakte nog een flauwe grap, dat ik het een prikkelende gedachte vond, maar dat leek hem te ontgaan. De man keek even verwonderd naar het plafond alsof daar iets vloog en vervolgde onverstoorbaar zijn route. Of wij hem maar wilde volgen naar het Atrium.
“Deze cactus in mijn bovenkamer hoef ik nooit water te geven…een makkelijke en dankbare plant…de condens in mijn woestijnachtige brein is immers vochtig genoeg”, verklaarde hij met een oprechte blik.
“Ik heb ooit zeer exotische bovenkamerplanten gekoesterd, maar deze zijn stuk voor stuk bezweken van de dorst…nu vliegen er daarboven (wijzend naar zijn slaap)
slechts zwarte gedachtenvliegen die zich aan de cactusnaalden vastpriemen…Zo onthou ik dingen…de gedachtenvliegen zijn de verkenners van mijn ‘umwelt’…via mijn neusgaten verlaten de vliegen mijn hoofd om ‘dingen’ te detecteren, zodat ik ze kan thuisbrengen…”
Mijn vrouw keek mij bedenkelijk aan en vroeg voorzichtig:
“Bent u de directeur van deze open inrichting”.
“Welnee, ik ben hier patiënt…er is hier geen directeur…wij zijn hier allemaal patiënten”
“Maar er zijn hier toch ook psychiaters en verplegend personeel”, vroeg ik.
“Ook zij zijn zonder uitzondering patiënten”, verklaarde cactusman opgewekt, “niemand wordt toch zomaar psychiater of hulpverlener zonder zelf patiënt te zijn…”
Opgelucht keken we elkaar aan. “Waar kunnen we ons inschrijven ?”, vroeg ik in een opwelling. Onze cactusman begon te lachen om zoveel onbegrip en zei:
“Inschrijven is helemaal niet nodig, u kunt hier ten alle tijden naar binnen lopen, blijven slapen zo u wilt…elke patiënt staat hier voor u open…ze vertellen u zonder censuur alles wat in hen omgaat.. het gaat er toch immers simpelweg om gehoord en gezien te worden…”.
We waren sprakeloos en vroegen ons af, wat er in hemelsnaam in ons omging…? Gelukkig konden we ter plekke blijven slapen, in een van de vele tuinkamers grenzend aan het fruitbomenbos.

Wond

{CAPTION}

Een volmaakt onvoltooide dag
licht hier op als gevallen details
op ‘n lege spiegel van geest

elk detail vormt het grote geheel
tot feest voor het oog dat nooit af
is en daardoor meer dan meest

achter oogleden drijven pupillen
zonder sluitertijd als eeuwig feit
wat is is nooit anders geweest

dan in kinderlijke verwondering
iets ondergaan met open mond
‘n gezonde wond die nooit geneest