Nesciobot

Robots waren we – maar vaardige robots. Al print het zich zelf.
We zijn nu nog veel sneller, jakkerig snel zijn we, behalve fakebook
dat doorgedraaid is. Wie hebben we al niet kunnen uitbuiten. We
zouden wel eens laten zien hoe dat verwoest. Wij, dat was ons soort,
alle anderen dat waren zij, zij die alles uitwisten, niets opsloegen.

Volgers waren we – maar eigenaardige volgers, we volgden selfies.
We zijn nu veel sneller jankerig, krampachtig snel online zijn we,
behalve wie niet in de mal past. Die hebben we kunnen uitsluiten.
We zouden later wel eens zien dat digitaal nooit roest.
A.i. dat was ons soort oogappel, die ons raar liet handelen,
zodat wij ons nooit vergisten en niets meer verdroegen,
er om het minste op los sloegen.

Kolonisatie

Als kind verzamel je wonderlijke vondsten. Alles is nog betoverd en betoverend als je nog niet door het ‘gewone’ bent gekoloniseerd. Stenen, door rivieren eivormig geslepen waar je ongeboren dino’s in vermoedde… onder je hoofdkussen broedde je ze uit.
Zelfs geurmonsters probeerde je te conserveren, bloesems, kruidachtige blaadjes…om later nog eens aan te ruiken. Vaak stonken ze dan muf en schimmelig. Conserveren bleek een moeilijk vak. Je bewaarde al je bevindingen in doosjes. In de lade van een oude kast op je kamer.
Op een nacht werd je wakker van indringend, knerpend geluid, alsof iemand met zijn nagels over hout schraapte, onheilspellend… beklemmend. Je hart klopte in je keel
in onzekere afwachting of het geluid nog eens zou weerklinken of niet, het klonk griezelig dichtbij, vanuit de kast leek het te komen.
Verstijfd lag je te huiveren tot je zonder besluit opstond om te kijken. Het licht ging aan en traag opende muisstil de lade die vol doosjes lag. In plaats van ze te openen wachtte je tot het geluid weerklonk. Het kwam uit een van lucifersdoosjes die toen nog van dun hout waren. Je herinnerde je niet meer wat erin verstopt zat… het doosje schoof open…
Je zag de Atalantavlinder die je voor dood had gevonden. Nog helemaal gaaf klapwiekte ze nu het weer kon.
Ze krabte aan haar doodskistje, als levend begraven. Je liet haar meteen vrij op het nachtelijk balkon. Je besloot geschokt om geen doosjes meer te vullen. Achteraf kon je er niet over uit dat zo’n fragiel wezen zo’n kabaal kon veroorzaken. De klankkast van het luciferdoosje in de klankkast van de lade. De hele kast werkte als versterker om de vlinder te bevrijden. Nu begrijp je pas dat jij toen die vlinder was.
De kolonisten van de onttovering hebben nooit grip op jou gekregen.

Kin

Ik heb mijn grootvaders van beide kanten nooit gekend.
Ze smolten zomaar samen tot één ongekende grootvader.
Van twee heeft de geest één hele geweven.
Omdat ik geen foto’s heb weet ik precies hoe die ene eruit ziet.
Hij heeft mij ook niets nagelaten, behalve nalatigheid.
Slechts losse rafels van verhaallijnen van horen zeggen kwamen mij ter ore.
Wat het meest bij blijft zijn de verhalen die niet zijn verteld, de verzwegen geheimen, die sijpelen nog altijd door in de lange vuile baard van de geschiedenis. Nu ik zelf grootvader had kunnen zijn van mijn dierbare ongeboren kleinkinderen scheer ik elke dag op mijn kin de stoppels van de geschiedenis weg. Mijn ongeboren nazaten spelen nietsvermoedend & onbekommerd in de branding van mijn aardse dagen, die af en aanspoelen op het strand aan deze zee van geest.

Interval

Wassily Odnoposov, gevluchte wit-Rus, was zonder bijzondere inspanning 85 jaar geworden. Nooit een dokter of een ziekenhuis bezocht, nimmer een tandarts zijn tanden laten zien, geen enkele sport beoefend. Het domme geluk van goede genen in combinatie met het zondagskindcomplex, kortom een gelukkige gokker. Ze waren nooit getrouwd, maar inmiddels ruim zestig jaar samen in balans. Zijn oude ‘vriendin’ Valerie Basinsky bezat een natuurlijke opgewektheid van het onverwoestbare soort. Toen…hik…de jarige Wassily de hik kreeg, die nu al twee weken…hik…bleef aanhouden begon Valerie zich zorgen te maken…hik…De interval van de hik volgde…hik…exact de secondewijzer van de pendule op de schoorsteenmantel, om de vijf seconden…hik…
Valerie besloot om de pendule…hik…stil te zetten. Wassily hikte echter in dezelfde frequentie..hik..door.
Voorzichtig begon ze te polsen of hij…hik…toch niet eens naar de huisarts zou gaan. Koppig…hik…bleef Wassily zich vastklampen aan zijn…hik…verdienste dat hij nog nooit een arts had bezocht en wilde dat …hik..graag zo wilde houden.
Pas toen hij na een…hik…maand geen oog meer dicht deed en vermoeid raakte kon zijn …hik…dochter hem overhalen om naar de dokter te gaan.
Het koude zweet brak hem…hik…uit toen Wassily in de wachtkamer zat. Was het niet …hik…doodgewone levenslange doodsangst geweest die hem bij de doktoren had…hik… weggehouden? In de behandelkamer kreeg hij…hik…een warme handdoek van de arts om zich…hik…te drogen. Nadat hij op vriendelijk verzoek zijn overhemd had uitgedaan…hik…plaatste de dokter rustig zijn stethoscoop op de borst van de chronische zorgmijder. Langdurig beluisterde de arts de borstholte van Wassily die met grote verbaasde ogen op de kruk zat te kijken naar zijn dochter die zachtjes vroeg:
“Waar blijft die nou?”
De arts beklopte uitgebreid zijn rug, wat de patiënt duidelijk niet onprettig vond, maar de arts kon helemaal niets ontdekken.
“De snelste genezing ooit” ,concludeerde hij lachend, “Verder geen klachten?”
Wassily kon niets anders dan tot tranen toe gapen van ontspanning.

Magawa


Magawa de hamsterrat is overleden, geboren in Tanzania is, te werk gesteld in Cambodja. Deze ‘vuile’ rat spoorde landmijnen op en maakte zo grote delen van Cambodja weer veilig. Deze rat, die met een medaille onderscheiden is, heeft meer betekend voor de mensheid dan menig mens. Zeker meer dan de mensen die mijnen plaatsen om medemensen op te blazen. Al moeten we de nalatigheid van medemensen die geen landmijnen plaatsen ook niet onderschatten. Nalatigheid is in dit licht misschien wel de meest onderschatte eigenschap. Magawa bleef speels toen hij met pensioen was gegaan. Het mijnen detecteren was voor deze rat een zorgeloos spelletje.
Waarschijnlijk is Magawa nooit geïnterviewd, maar zijn advies zou vast zijn: ‘Wees nalatig en speel, ondermijn zo de blinde ambitie waar de wereld aan ten gronde gaat’

Appartement

Het Ding was nieuw hier en kwam bij toeval op bezoek bij de familie Zintuig.
De familie Zintuig woonde in een riant warmbloedig mobiel appartement van vlees.
Het Ding was feitelijk verdwaald, zoals alle dingen eigenlijk altijd zomaar dakloos rondzwerven…dwars door de talloze belevingswerelden.
Het Ding stond daar buiten gewoon kaal en ongenaakbaar Ding te zijn.
Vader Zien had het Ding zien staan vlakbij de visuele ingang en deed open. Hij keek het Ding indringend aan…en daarna vragend. Maar het Ding gaf geen krimp en bleef stil en was blijkbaar afwachtend van aard…het voelde zich bekeken, onbewogen en niet licht genoeg bevonden. Vader wilde alleen de lichtste dingen zien. Gelukkig kwam moeder Voel zich er mee bemoeien, zij nodigde het Ding uit om zich te laten betasten. “Ach, wat ben je toch een lekker Ding” , zei ze steeds als ze het ding geruststellend over de rug streelde. Zus Geur en broer Smaak vonden het ding meteen ook heerlijk…vooral omdat ze zo nieuw was. Ding rook zo lekker vers. Of stond er iets in de oven?
Alleen oom Oor vond dat het ding nergens naar klonk. Hij beklopte het ding overal, beluisterde het, blies erop maar het maakte geen enkel geluid.
“Het ding is waarschijnlijk doofstom”, schatte oom Oor in.
Ze besloten het Ding aan te kleden met hun gezamenlijke zintuiglijke garderobe.
En het grappige was, het paste allemaal precies. Het Ding kwam er heel voordelig in uit, niet te dik niet te dun. Het leek wel een gewaad geweven van directe zintuiglijke ervaring.
Het Ding begon zich er zo te zien al in thuis te voelen. Wat begon als beproeving leek nu een warm bad. Tot er opeens weer werd aangebeld. Oom Oor deed open.
“Wie is daar?”, vroeg vader Zien.
“Hij zegt dat hij van ‘de Stellige Overtuiging’ is!”, riep oom Oor.
“Niet binnenlaten oom Oor”, riep vader streng, “aan de deur wordt niet gekocht”
Zus Geur riep opeens: “Wat een stank hier! , er brandt vast iets aan!”.
En inderdaad, moeder Voel had een donkerbruin vermoeden in de oven staan.
Door het plotseling bezoek van het Ding was ze het helemaal vergeten.
“Het is allemaal de schuld van dat Ding!” , riep ze wanhopig.
De geur van dat zwartgeblakerde vermoeden bleef nog jaren lang in het appartement hangen, waardoor het Ding onvergetelijk werd.

Bero

Mijn jeugdvriend Wolf Mulgers, ‘Bero’ voor ingewijden, erfde een bizonder slecht gebit. Vrijwel elk familielid van de Mulgertjes lachte met kunsttanden. Wolf ging als jongste telg nog wel eens naar de tandarts als de pijn echt niet meer te verdragen was. In de aanloop daarvan rook hij eigenaardig naar kruidnagel en jonge jenever, waarmee hij zich verdoofde. Wolf had veel geplombeerde kiezen…waarvan er één wonderbaarlijk werkte als een transistor waardoor hij permanent radiozenders ontving.
Hij noemde zijn kies grappend: ‘Beromünster’.
Als hij op zijn ‘radio-kies’ beet veranderde die vaak van zender. Eten betekende, willekeurig kiezen voor een andere golflengte. Als de muziek hem beviel kauwde hij voorzichtig aan de andere kant. Als ik mijn voorhoofd tegen zijn voorhoofd gedrukt hield dan kon ik de uitzending redelijk volgen. Vaak riep hij plots: “Moet je nou eens horen wat een bijzondere muziek”, dan stonden weer met onze hoofden tegen elkaar.
Wolf kwam uit een a-cultureel en ongeletterde milieu, had concentratieproblemen op school. Toch had hij een enorme algemene kennis opgebouwd dankzij de onafgebroken informatiestroom en muziek die lukraak via zijn kies tot hem kwam. Toen ik hem later weer bij toeval ontmoette ging het gesprek meteen over onze gedeelde radio-ervaring. Ik vroeg hem meteen:
”En heb je nog ontvangst?”
“Nee, helaas…hij is getrokken…ik hoor niets meer in mijn hoofd, maar ik luister nog veel naar de radio… ik heb er alleen een vreemde bijwerking aan over gehouden” , zei hij met een grimlach.
“Wat bedoel je?”
“Elke keer dat ik een radio uitzet of ik ergens muzie hoor uitgaan voel ik een fantoompijn op de plek waar de kies was geworteld”
“Dat is wonderlijk”, zei ik, “heb je je kies nog laten onderzoeken, hoe dat lood als transistor kon werken?”
“Ja, dat is nog onderzocht, maar ze beweerden dat het helemaal niet kon, dat ik het mij allemaal zou hebben ingebeeld”
“Je zou dus naar een fantoomradio hebben geluisterd?”, vroeg ik verontwaardigd, “dan moet je wel een geniale fantasie hebben gehad?”
“Ach, wat weten zij er nou van…ze weten alleen wat ze meten, maar wij weten wel beter, nietwaar?”
“Zeker Bero, ik zal nooit vergeten hoe we samen naar jouw radio luisterden, daar heb ik de mooiste herinneringen aan!” ,zei ik.
“We zaten op dezelfde golflengte!”, lachte Wolf zijn kaarsrechte, te witte tanden bloot…“Beromünster…”

Dingen

Wat zijn dingen anders dan lichamen zonder geest
en wat zijn gedachten anders
dan geest zonder lichaam?

Beiden verschijnen aan het geestesoog
als werkzaamheden van de zintuigen.

Is het niet fascinerend dat dingen zonder mond
ons kunnen aanspreken of juist niet…
dat dingen zonder oren naar ons luisteren
en doen wat wij van ze denken te willen…
en dat hun stilte ons vragen stelt?

Soms lijken dingen tegen ons te schreeuwen
in vloekende kleuren,
vooral als we zelf opgroeiden
in een nogal grijstinting milieu.

Soms lijken dingen teveel,
zien we ze niet meer voor wat ze zijn,
alsof ze allemaal tegelijk door elkaar praten.
Dat stoort je vooral als je voortkomt
uit een gereserveerde familie
met goede smaak voor ‘less is more-design’,
een zwijgend bastion van ‘ons soort mensen’

Wat hebben dingen toch veel te zeggen
over onze afkomst en het verzet daartegen.
Alleen het geestesoog zelf zegt volkomen niets.

Zwart


Lieve Hemel….zo begon de brief van Maan in dat bekende ijle en zwierige handschrift….

Lieve Hemel, hoe is het met je? Heb je nog voldoende ruimte om in uit te dijen of moeten we weer eens met z’n allen inzamelen? Kun je trouwens de aarde nog wel omvatten nu ze daar niets dan satellieten op je afschieten? Zon vroeg zich dat af of dat nu allemaal zomaar kan? Schijnbaar wel…zei Zon.
Maar waar ik je nu eigenlijk voor schrijf is dit: Dat ik mij zorgen maak over Zwart Gat…
Hij is wat somber de laatste eonen. Ik weet ook dat eonen maar tijdelijk zijn, maar toch…
Je weet, Zwart Gat is nogal onverzadigbaar en zwijgt zo zwartgrondig dat er niets aan hem ontsnapt. Hij zuigt graag kosmisch gruis, af en toe een komeetje tussendoor, slurpt licht op alsof het spaghetti is.
Ik ben laatst met hem bij de kosmoloog geweest, je weet wel die ene die de zon toen geholpen heeft met die maansverduistering, maar die ziet Zwart Gat als een gewone sterrenstofzuiger. Het is gewoon zijn aard volgens de kosmoloog, zo is hij nou eenmaal geboren…en een Kosmoloog kan het weten als onderzoekende geest.
Daarna hebben we hem eens meegenomen naar de familie Melkweg. Gewoon om te laten zien dat het ook anders kan. Ze blonken natuurlijk weer de sterren van de hemel en we konden helaas niet te dichtbij komen, anders had hij ze vast allemaal opgezogen. Wat moet Zwart Gat een honger hebben?
Ik hoop dat jou een lichtje opgaat hoe we Zwart Gat kunnen helpen om wat mede te delen, want mededelen is toch zo iets moois, dat wens je iedereen toe!

Je toegewijde vriendin, Maan.

Twee maanstanden later ontving Maan een heel kort briefje van Lieve Hemel:
Allerliefste Vriendin,
Ik begrijp je vraag, maar ik weet niet wie er nu meer hulp nodig heeft?
Zwart Gat of ikzelf. Misschien kan Zwart Gat mij wel helpen met die satellieten,
want ik verliest grip op de Aarde, andere planeten zijn geen probleem die omvat ik moeiteloos. Maar ik krijg geen vat meer op de Aarde.
Wil je Zwart Gat eens voorzichtig polsen over deze alomvattende kwestie?

Bij voorbaat dank, Lieve Hemel

Veelal


Kameleon had iets vernomen…van een vage kennis horen zeggen…over iets dat ‘Heelal’ zou heten…het zogenaamde Heelal was zo boeiend…erg meeslepend, betoverend…huiveringwekkend en adembenemend subliem… onvergelijkbaar met wat dan ook!
Kameleon kende alleen zijn directe omgeving waar hij zijn kleur op kon afstemmen… het heelal leek hem dus wel wat…
Zoiets wilde hij ook wel eens zien, meemaken, zelf beleven vastpakken…en misschien wel hebben. Het was hem duidelijk gemaakt dat het Heelal nogal immens was… , dus
besloot hij naar groothandel Hol&Vol te gaan die de ruimste sortering van wat dan ook op voorraad had.
Traag en gestaag ging Kameleon op pad met zijn bekende heen- en-weergang, kruislings twee poten verzettend, achteruit schommelend, dan voorwaarts de andere twee poten. De hele reis duurde ongeveer een jaar…en waar hij ook langs kwam verschoot hij in dezelfde kleur als de omgeving…als een onzichtbare reiziger. Hij zag vele andere wezens onderweg, begroette ze, maar niemand zag hem vanwege zijn schutkleurigheid.
Onderweg mijmerde hij ontspannen en vol verwachting over hoe het heelal er uit zou zien…hoe heelal aanvoelde…hoe het zou ruiken, smaken en of het zou klinken..?
Toen hij eindelijk aankwam bij groothandel Hol&Vol belde hij aan bij de gigantische loods.
Een muisgrijze olifant die daar magazijnchef was deed open, keek uitgebreid om zich heen maar kon niemand ontdekken in de schutkleurige omgeving..en sloot verwonderd de deur. Even later ging weer de bel. Dit keer hoorde hij een stem die vroeg: “Ben ik hier aan het juiste adres voor een heelal?, ik ben de kameleon!”
Nu begreep Olifant waarom hij niemand gezien had en vroeg of hij misschien even muisgrijs kon worden. Uiteraard, zei kameleon, en nam onmiddellijk de kleur van olifant aan.
“Zo, u ben dus op zoek naar een heelal, begrijp ik…
Kameleon knikte gretig instemmend.
“Wat voor een heelal had u dan in gedachten…een tweedehands exemplaar, een verse, een denkbeeldig heelal, een opblaasbaar speelgoedheelal…makkelijk mee te nemen op reis of…?
“Ach, zegt u het maar, wat is volgens u het beste heelal?”, vroeg Kameleon, “u kent ze vast als geen ander!”
“Wel, om vrolijk te zijn…ik ken geen beter heelal dan dit ene heelal waar alle andere heelallen precies in passen”, sprak olifant luchtig op gewichtige toon.
“Ach, wat geweldig, die zou ik nu wel eens willen zien?”, zei Kameleon terwijl zijn staart oprolde.
Olifant verdween niet in het enorme magazijn achter hem, maar stapte naar buiten…
“Kijk maar om je heen”, zei Olifant met een wijds gebaar van zijn slurf.
“Waar dan?”, vroeg Kameleon.
“Waar niet?”, vroeg Olifant met een brede glimlach.
Kameleon bleef overal om zich heen kijken terwijl zijn huid doorlopend van kleur verschoot…hij kon dat alles niet bevatten en verzuchtte: “Ik weet niet waar ik moet kijken”
“Ach, weet je” , sprak Olifant, “Het beste Heelal is een beetje zoals u, het neemt precies de kleur aan van de hele omgeving…daarom lijkt ze onzichtbaar”
Ze bleven een hele tijd stil rondstaren tot Kamelon zei:
“Nou, doet u mij dan toch maar dat opblaasbare heelal…”
“Zou ik ook doen”, zei olifant, je wilt een heelal natuurlijk wel mee naar huis kunnen nemen”
Olifant verdween in de loods en kwam terug met een handzaam pakketje.
Kameleon trok zijn bedenkelijke ‘Wat-kost-dat-gezicht’.
Olifant gaf het met een royaal gebaar aan Kameleon met de mededeling:
“Heelallen zijn nu eenmaal gratis, veel plezier ermee…het ontvouwt vanzelf als u thuis bent en niet te hard blazen hoor”.
Kameleon vertrok opgetogen. Later in het jaar zat Olifant voor de loods uit te rusten, turend in de verte waar hij een doffe plof meende te horen.