Virtuele vlieg

Aandachtseconomie komt neer op het vermarkten van de geest.
Het is vissen met virtueel aas.
De vis hapt in de nepvlieg die alles behalve voedzaam is en alles behalve vervulling geeft.
In het land van de ongewenste financiële mogelijkheden is aandacht een betaalmiddel:
‘You have to pay attention’

Je betaalt met jouw aandacht voor reklame en je betaalt in dollars voor het ‘echte ding’ of voor een virtueel ding… Dat ding is zelden de vervulling van een wezenlijke behoefte.
Wie aandacht weet te vangen en gevangen weet te houden wint.
Of het aas negatief is of niet maakt wel zeker uit.
Negatief scoort namelijk veel beter, omdat het smaakt naar angst, de meest verslavende smaakstof. Vertrouwen smaakt nergens naar… of zo je wilt naar alles.

Het enig wezenlijke kapitaal in een menselijk bestaan is aandacht.
Weinig mensen ontdekken dat, ze raken verslaafd aan afleiding.
Ze zijn gaan geloven dat het om dingen draait.
Dan is het lastig te ontdekken, omdat het aandacht voor de aandacht vereist. Aandachtseconomie is er alleen om de aandacht af te leiden naar een virtuele vlieg, wie hapt zit aan het haakje en wordt aan het lijntje gehouden of in het leefnet.
Beeld:Teun Hocks

Vingerafdruk

Het ongrijpbare bestond
voornamelijk
uit de vingerafdrukken
van alle grijpgrage handen
die absolute tastbaarheid eisten
en meedogenloos graaiden.
Ook waren er kuddes
voetafdrukken die haar
hadden willen vertrappen.

Niet erkende onmacht
en onvermogen
liet diepe sporen na
in wie bleef grijpen en vertrappen
wat onbevattelijk is,
laat staan te plaatsen.
Overbodige zelfbeschadiging.

Het ongrijpbare koesteren
marineren in maanlicht.
bleef noodzakelijk om
het hart te laten zingen,
de ziel te laten fonteinen,
en het geestige te laten spelen
met haar ontastbare handen…

Lees verder

Onhandige goden

Wij boffen toch maar.

Dankzij regen kunnen we schuilen.

Dankzij uitslaande brand kunnen we blussen.

Dankzij aardbevingen kunnen we af en toe ons huis herbouwen.

Dankzij het obsessief scheppen van problemen kunnen wij blijvend oplossen.

Dankzij zich opdringende vragen kunnen wij zovele antwoorden niet weten.

Dankzij alles wat er niet is kunnen wij uitvinden en scheppen als onhandige goden.

Maar de meest vreemde dankbaarheid verdient het kale feit dat wij bestaan.

Er zijn is immers een luxeprobleem
in vergelijk met zij die niet bestaan…
zij die er nooit zullen zijn…

‘Hoho’, hoor ik zachtjes roepen
vanuit de verste verten
van de zee van mogelijk heden;

‘Nog niet…ooit zullen we…mogelijk…
eventueel…opzettelijk of bij toeval…
misschien…wellicht alsnog…
ter wereld komen…
om dankbaar te aanvaarden…’

Nekloos

Het droomde dankzij
de twee wijsvingers
priemend in de oren
over ver & allerlei

als een buroglobe
draaide mijn hoofd
nekloos & vrij rond
de genagelde as

als wereldbol
keek mijn geestig oog
rondom naar buiten
draaiend als een tol

wat was leegte vol
wat klonk het stil
er viel vrijwel niets
te horen, maar wat wil

je met 2 vingers
in je oren?

Blauwe ogen

Op de onzekere dag trof ik het
wonderzaam Heelal aan op de hoek
van de Melkweg en de Maansteeg.

Ze was alleen en nogal in zichzelf
verzonken binnenstebuitengekeerd,
haar hele wezen lag open & bloot op straat.

Was het toeval dat ik het immenselijke heelal
tegen haar nogal corpulente
verschijning aanliep, ‘n objet trouvé?

Ze droeg een parelketting van oude
planeetjes & vallende ster als broche,
verder toonde ze vooral naakt & te groot

Ik sprak haar aan, terwijl ze nog
voluptueuzer uitdijde. Waar of ze
naartoe ging, wist zij veel waarheen?

Als ruimtewezen dijde ze nog ruimer,
wellicht tot ze totaal zal worden
opgeruimd dus, wat best netjes staat.

Ik vroeg of ik kon helpen de Melkweg
over te steken, ze keek me aan
met enorme pupillen als zwarte gaten.

Of ik in ‘n ravijn van Zijn keek, plots
was de Melk weg en de Maan steeg
tot grote hoogte, nam ‘n hap uit de zon.

Wat wilde ‘t fenomenale Heelal hier
mee zeggen, Kom eet? Nu begon het
te plenzen, de regen boog diep.

Dit plechtig moment voltrok zich
hier in deze verste verte waar de staart
v/d vallende ster begon te kwispelen

als ‘n uitgelaten hond liep ik
op wolken naar huis, ik belde aan,
niemand deed open, niemand geloofde mij

blindelings op mijn blauwe ogen.

Hanekam

‘Cultuur is je haar kammen in de tegenovergestelde richting dan waarin het groeit…’

Deze mooie stelling is van kunstenaar Rudi van de Wint.
We gaan er even met de stofkam doorheen om uit te kammen of er iets in zit.
Deze losse haren kwamen vrij:

*De kam als nurture, het haar als nature.

*Is cultuur het tegen de haren in strijken, de natuur een vorm opleggen?
Kunst als tegennatuur?

*Was de eerste kam een afgekloven visgraat?
Natuur als kam, gelukkige bijvangst?
Handig om de verwarde dos van gedachten los te kammen?

*Kan natuur zichzelf tegen de haren in strijken?
De zalm die tegen de stroom in naar ‘huis’ zwemt…
de wind die een bergstruikje teistert?

*Is de draad van tegendraads eigenlijk een haar?
Is niet kammen een daad van verzet van de menselijke natuur tegen de cultuur?

*Is een permanentje, het fixeren van steil haar met haarlak cultuur…kunst?
Het is zeker kunstmatig…en kunstig om soepel haar tot helm om te vormen.
De helm is zonder meer cultureel erfgoed.

*Is haar zelf geen tegendraads natuurverschijnsel, menselijk haar dat maar
doorgroeit en dus wel gekapt moet worden om er niet over te struikelen.
Het lijkt erop dat de evolutie het scheppen van de schaar afdwong door
haar maar door te laten groeien…? Natuurlijk, zo heeft ook de kou de bontjas
en de open haard nodig gemaakt. Natuur als passieve actor die alle nodige
uitvindingen dicteert.
Is de natuurlijke luiheid van mens dan oorzaak van de automatisering?

*Is dit wat de mens van het dier onderscheidt?
Dat zijn hoofd en baardhaar blijft doorgroeien?
Toegegeven, schapenhaar groeit ook door.
maar dat is dan ook een kuddebeest net als het mensachtige dier.

*Is natuur nu een haartje betoeterd om de mens als dier te beschouwen?

*De tegendraadse mens draagt een hanenkam…een kam van haar.

Dit waren wat losse haren. Nu rest de vraag, kunnen we hier een pruik van maken?