herinnert Steen zich
elk vingerspitsgevoel
van onze ondermaanse
dooltochten
zelfs onze herkomst
kwam zo
aan het licht
Steen ijlde eens
koortsachtig:
Van zonnebloed zijn wij
verzonnen uit…
gestold leeflicht…
Onze oorsprong
is de zonnestorm
van moederlava
dat godgloeiende…
Zij zond ons uit
en schonk ons
in deze aardse mal
van koelte waar wij
binnenhuids
vorm vonden…
bij wijze van
voorlopig thuis
Elke vorm
is maar
voorlopig…
een vermomming
van iets…
raars
iets
onverwoest
baars…
en Steen
kan het weten
kent de wereld
als zijn broekzak
op mijn duimpje