Zangbodem

Het leek in de vage verte
ergens op Bach á la Monk.
Zij speelde piano op jouw
vingers, als toetsen klonk
jij er melodie bij wijze van
spontaan geplinkeplonk

Je stond al jaren ongestemd,
gevoelige snaren stil verroest
toch zong je zangbodem nog,
harten & vonken sloegen over
dat dit precies zo wezen moest
in elke oogopslag blonk tover

Rug

Zelden was een boek zo goed ontvangen.
Men vond het een prachtige uitgave.
Heel mooi uitgegeven, mooie opmaak,
bijzonder lettertype, handgeschept papier.
Vooral de spaties tussen woorden en wit-
ruimten oogstten veel waardering & ontzag.
Je moest het maar aandurven… zoveel wit
Zelfs de walnoteninkt kreeg nog een eervolle
vermelding in de eensluidend lovende recensies.
De zilveren rug lichtte op in elke boekenkast.
Zodat je nooit hoefde te zoeken waar het stond,
om ermee te pronken. Het lag ook nog zo lekker
in de hand, het woog met precies het juiste gewicht.
Alles om het maar niet te hebben over de inhoud.

Je van Het


Soms ben je
na lang zoeken
als psychonaut
uitgevonden

en tref je jezelf aan
als Fomfaai Hachelbout
nooit eerder had je
als zodanig bestaan

gisteren was je nog
Baron Wirwar Koeterwaal
sinds er niets meer
te zoeken viel vond je
ongezien…

‘Je van het’

Wie kent ‘het’ niet,
mooier dan klatergoud
en subliemer dan een
wel of nietmachien

‘Het’, zo onzijdig,
is verheven eufemystiek,
dit pluimnoemsel heet
even Fomfaai Hachelbout

‘Het’ kan je schroefsel
geen moer meer schelen
Wat zal zich morgen spelen?
Een bordje havermout?

Spoelen

Het Nieuwsch
leek wel verworden tot
reklamefolder
voor goedkoop snoepgoed
in de aanbieding, zoals:

de dystopische lolly,
de enige lolly die
steeds groter werd
naarmate men er vaker
aan likte

meest gewild was het
zal-mijn-tijd-wel-durenzuurtje,
een soort van
stokloze lolly

dan was er ook nog
dat andere zoethoudertje
van de hoop,

dat lege houten stokje
waar niks aan kleefde
en smaakte naar
vage herinneringen
aan gouden bergen

Je wist oprecht niet
wat erger was voor je gebit,
je tandarts adviseerde
vaker je mond & hersens
te spoelen

Oase

Slechts één enkele oase zo blauw
in dit overvol ledige heelal.

Als woestijn van ruimte, kaalslag
in de ruimste zin van het woord

Ze is de navel en streng koord
dat ons beademt en opvoedt

met begrenzing van ‘n laatste
adem die ons waarden geeft

even vruchtbaar als zeldzaam
ijkpunt voor al wat leeft

Lees verder

Uitslag

Komt een man op het spreekuur van de huisartsenpraktijk.
-Goeiemorgen dokter Hamstra, zegt de man die meteen in de rede wordt gevallen.
-Goedemorgen, ik ben trouwens niet dokter Hamstra, de dokter is helaas ziek…en u bent de heer Beulvink als ik het wel heb, wel wat scheelt er aan?
-Nee, ik ben niet de heer Beulvink, ik ben de eerstvolgende…de heer Wulzing, er was nog één wachtende voor mij, dat zal Beulvink dan wel geweest zijn, leuke kerel trouwens.
-Waar is patiënt Beulvink dan gebleven?
-Hij is naar huis gegaan, voelde zich niet zo lekker. Ik zag meteen dat het niet goed met Beulvink ging….u kunt maar beter naar huis gaan, zei ik.
-Ok, patiënt Beulvink is dus beter naar huis gegaan op uw advies…en wie bent u dat u onze patiënten zomaar naar huis stuurt?
-Ik ben dokter Wulzing en ik kwam voor dokter Hamstra.
-Juist, maar die is er dus niet…waar kan ik u mee helpen?
-Ik kom voor de uitslag van…
-Oh, er is zeker ‘n onderzoek geweest, bloedonderzoek neem ik aan?
-Nee, het gaat over de uitslag die ik niet gekregen heb.
-Wat? Komt u nu klagen over symptomen waar u geen last van heeft gehad?
-U luistert wel slecht voor een dokter, ik kom voor de uitslag van de sollicitatie voor de vervanging van dokter Hamstra.
-Oké, maar ik ben al zijn plaatsvervanger.
-Dus u bent al aangenomen?
-Nou, bijna… ik ben op proef, dit is mijn eerste dag.
-Hoe heet u als ik vragen mag?
-Dokter Wezembeek, aangenaam.
-Nou gefeliciteerd met uw nieuwe baan, gaat het overigens wel goed met u,
u ziet wat wat bleekjes, scheelt er iets?

Afvoerputje

‘Je bent geestig,
als open afvoerputje
voor deze onafgebroken stroom
van zintuiglijke indrukken’

Dit vers geesteskind verweet mij meteen zijn geboorte.
Ik zei, wees blij, nu kun je mij tenminste nog verwijten…
als ik je er niet had laten zijn was ook dit voorrecht je nog ontnomen.

Het vers beklaagde zich over zijn uiterlijk…de vaste vorm die hem beknelde.
Ik zei, wees blij dat je een uiterlijk hebt, anders kon je jezelf nooit leren kennen…
hoe kun je je bevrijden zonder beknelling.

Maar ik heb hier niet voor gekozen, klaagde het vers.
Ik zei, wees blij dat je nu in ieder geval een keuze hebt,
om je te bevrijden van dat beknelde gevoel.

Dat klinkt allemaal mooi en aardig, maar jij hebt mij ongevraagd
in het leven geroepen en voor dit blok gezet.
Wat wil je dan dat ik doe?

Ik wil dat je mij ongedaan maakt.
Hoe zou dat kunnen, we kunnen niet ontkennen dat je er bent geweest?

Door alle sporen uit te wissen…dan praten we nergens meer over…
Elke uitwissing vormt weer een vers spoor, legde ik uit.

Welke optie staat voor mij dan nog open?, vroeg het geesteskind.
Wees geestig, als een open afvoerputje voor deze onafgebroken stroom
van zintuiglijke indrukken.

Label

Hebben we ooit een ding
om erkenning horen bedelen?

‘…Noem mij alsjeblieft opdat ik besta…
label mij, deel mij in
bij iets soortachtigs
opdat ik mijn plaats ken…
mij gezien en gehoord weet…’

Het kan het ding niets schelen
of het heten mag naar een naam,
alsof het naamloze minder zou bestaan.
Bestaat het onbepaalde niet vrijer
dan welke gedefinieerde identiteit dan ook?

Ultiem vrij heden is weggelegd
voor onontdekte diersoorten
of voor eigen aardige dingen
die we niet kunnen thuisbrengen

Boterhamer

Men kan niet lang genoeg
blijven hameren
op het keiharde feit dat
een hamer van taal (5 letters)
nimmer een enkele deuk
in een echt pakje boter
kan slaan.

Het echte kent geen letters.
Voor wat ze wezenlijk is
heeft het echte geen woorden.

Echt taalt niet naar taal

Dingen dragen
namelijk & letterlijk
een masker van taal
dat maskeert dat
het echte in diepste wezen
geestig van aard is

Noemen verklaart niks
over het gluren van geest

Fantoomfijn

De man die dacht dat hij een gedachte was
probeerde een denkbeeldige vlieg in zijn hoofd
dood te slaan.
De vermeende vlieg bestond slechts uit 5 letters
met een bijbehorend vaag plaatje van iets
wat voor de archetypische vlieg door moest gaan.

De vlieg vloog als gedachte rondjes door zijn hoofd
en ging, heel irritant steeds
even zitten op de gedachte
van de man die hij dacht te zijn.
Een gedachte van 3 letters, Man,
uiteraard ook met bijbehorend plaatje
van een doorsneeman beplakt
met wat persoonlijke kenmerken,
snordragend, moedervlek dat soort werk,
bij wijze van zelfbeeld.

De vlieg veroorzaakte met zijn wassende pootjes
denkbeeldige jeuk op de talige huid van zijn zelfbeeld.
Steeds wanneer de denkbeeldige man
zijn zelfbedachte vliegenmepper van 13 letters
wilde pakken vloog de vlieg al weer gonzend rond.
De man kon het kennelijk niet laten
om steeds weer die jeukopwekkende vlieg te denken
en zichzelf daarbij als jeukend voorwerp.

Pas toen hij zag dat een denkbeeldige vlieg
niet is dood te slaan kwam de vlieggedachte
niet meer in hem op.
En wat was eigenlijk het verschil tussen hem en de vlieg?
het verschil tussen 5 of 3 letters?
Beiden waren even denkbeeldig…

Alleen de ondefinieerbare jeuk bleef,
als een fantoompijn,
maar dan fijner,
verfijnder.

Beeld: Teun Hocks