Mijn verst verwijderde en meest nabije voorouders waren soms wijs,
soms behoorlijk goed van de wijs, soms misdadig, soms goedaardig,
vrijgevig, gierig, gewetensvol, onbetrouwbaar, volgzaam, opstandig,
vindingrijk, fantasieloos…
Noem het maar op, ze waren het allemaal…samen.
Genen worden gezien als het estafettestokje van de evolutie.
Maar genen kunnen natuurlijk gezien niets zonder ‘nurture’.
’De mens’ bestaat natuurlijk niet, of beter gezegd nog niet,
elk mens is niets dan steeds weer deze ene unieke mogelijkheid
om alle vooroudelijke vermogens en onvermogens te realiseren
dan wel te negeren…Genen zijn een gegeven, als vloek of als zegen.
Of deze gegeven genen worden verzilverd is maar de vraag, een open vraag.
Om genen te verzilveren is aanleg nodig of het talent om
ongewenste aanleg te vermijden. Onvermogen kan dus net
zo’n zegen zijn als een te benijden talent. Rampen voorkomen
dankzij een onvermogen moet niet worden onderschat.
Dit laatste talent is nu meer nodig dan ooit.