Achtig

Medeburger X was taalkundig ‘woonachtig’ in een omgeving.
Een omgeving van het buitengebied op enige afstand van de randstad.
Ergens tussen een groenstrook en een bebouwde kom in…met riant uitzicht op een vluchtheuvel. X had het woord woonachtig altijd al zo vreemd gevonden..
zo vervreemdend. Dat kwam door dat ‘achtige’.
Hout-achtig was immers niet van echt hout.
Aardbei-achtig smaakte niet naar echte aardbei.
Muziek-achtig klonk niet als echte muziek in de oren.
Achtig was dus iets nepachtigs, een surrogaat.
Maar hoe kon je zogenaamd wonen, onecht wonen…ergens woonachtig zijn?
Het gaf X een vervreemdend gevoel.
‘Vluchtheuvel’ had hij taalkundig ook altijd zo’n vreemd stuk straatmeubilair gevonden binnen de ruimtelijke ordening. Als laatste strohalm binnen het voortrazend menselijk verkeer. Om net niet platgereden te worden kon je nog net je vege lijf redden door op het laatste nippertje op de vluchtheuvel te springen.
X bleef altijd iets niet-pluisachtigs voelen bij deze woorden en troostte zich met besef dat alle taal nepachtig was, alleen maar zogenaamd echt.
Waar de taal zweeg daar begon het echte bestaan, alleen daar kon je echt wonen.

One thought on “Achtig

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *