Geest leek nu weer
‘n kamer van glas
als ‘n aquarium
waar goudvismondjes
algen van de ramen aten
voor ‘t heldere uitzicht
Geest leek nu weer
‘n kamer van glas
als ‘n aquarium
waar goudvismondjes
algen van de ramen aten
voor ‘t heldere uitzicht
het dacht ons bestaan
te kunnen uitvissen
hoe het zat
het hengelde naar
de raarste verklaringen
van hoe of wat
ogen zwommen in het nat
bespioneerden ons
verdachte gedrag
als stille waarnemers
de grootste vinvis
van onder bewust zijn
wenkte ons naderbij
met haar vinnen
fluisterde ze vilein:
Zwem of dobber maar
lekker rond in dit
droogkomische geheim
dat we voor onszelf zijn
veilig opgeborgen
in ‘t openbaar