De hond zwierf rond op zoek naar een baasje om uit te laten. Hij bezocht de bazenasiels en opvangcentra voor moeilijk bemiddelbare baasjes. Het moest vooral geen rasbaas zijn. Nee, alleen een bastaardbaas die niet was doorgefokt, een baasje met een meegaand karakter. Geen jachtige baas, geen waakbaas, geen vechtbaas maar gewoon eentje die lekker rook en die je los kon laten lopen. Kort of langharig maakte niet uit, maar wel een beetje volgzaam graag, want dat was toch wel een dingetje tussen hond en baas…wie volgde wie nou eigenlijk? De hond was er van overtuigd dat hij een veel betere neus voor richting had in het leven. Bazen gingen meer af op wat ze zagen of nog erger, wat ze dachten te zien. Bij nader inzien, dit alles overmijmerend besloot de hond dat een blinde baas misschien nog de beste keuze was. Een blinde geleide baas. De hond legde z’n kop op zijn voorpoten en wachtte af in het vertrouwen dat de geschikte baas op z’n pad zou komen. Hij zou ertegenaan lopen, over hem struikelen.