Alarm! alarm!
De zon staat in brand
Snel!
laten we haar nooit gaan
blussen
dan gaan we ondertussen
naar de maan
om het stille wonder
welterus
te kussen
Snel!
laten we haar nooit gaan
blussen
dan gaan we ondertussen
naar de maan
om het stille wonder
welterus
te kussen
Je licht ‘n zwaar deksel…
daar sta je dan te tillen
met het probleem in je handen
dat voelt echt als houvast
echter het onthulde
onbedekte gat zie je
tillend over het hoofd
pas als je daar in valt
lost de vraag zich op
die kans opent zich pas
als je de deksel loslaat
de deksel past immers
nooit door het gat
ga vooral je grijpgrage gang:
verover kunstschatten,
werelden van verschil,
planeten, melkwegen
en ga zo maar door
eigen je alle tienduizend dingen toe,
maar laat mij…hier
laat mij hier deze ongrijpbare ruimte,
je kunt er toch niks mee
ze mag…zo futiel…
nauwelijks een naam dragen
om haar: stil van dingen
te noemen, zou al te veel…
al wat men kan afnemen
schept ruimte…
bij voorbaat veel dank daarvoor
en ga daarna dan weg
ver weg… en verdwijn daar liefst
voorgoed in een wit gat
al wat ooit leefde
weten de ondergrondsen
zorgvuldig te vermolmen
tot vruchtbare aarde
spoorloos vergaan
alle voormalige lichamen
tot grondstof voor
huidige levensvormen
zou geheugenverlies eveneens
‘n geestig soort stofwisseling zijn
‘n verfijnd oplossen van al het denkbeeldige
als rijke compost voor arme bestaansgrond
In de hemel werd voor een nieuwe wind gekozen
om daar te gaan waaien en wild de scepter te zwaaien
over het weer en haar omstandigheden.
De nieuwe bewindvoerder blies hoog van de toren
om alvast een frisse wind aan te wakkeren.
Wolken die de zon verduisterden moesten maar weg
naar hun eigen horizon. Hij beloofde het klimaat te
verbeteren met zuiver binnenlands windbeleid.
Onder declamatie van zijn leus ‘Eigen Wolk Heerst’
verzamelden zich kuddes blaasgrage wolken.
Als het aan hun lag gingen alle hoge bomen om.
De bewindvoerder beloofde plechtig dat er voortaan
geen neerslag van betekenis meer zou vallen.
De hemel zou eenmaal schoongeveegd
alle ruimte aan de zon geven.
Vraag je ouders later niet hoe ze dat toch hebben gedaan.
Dan blijkt dat ze er geen vinger naar hebben uitgestoken.
Meestal is de uitkomst: het gebeurde gewoon.
Goden blijken dan ook maar betoverde mensen.
Betoverd door de verbeelding.
‘Echte’ goden hebben het vermogen om onzichtbaar te zijn,
vandaar dat ze zo tot de verbeelding spreken.
Ze zijn totaal afhankelijk van menselijke verbeeldingskracht.
Van ‘echte’ goden kunnen we ook niet meer verwachten
dan de verbeelding ons toestaat.
Echte goden ontstaan waar het voorstellingsvermogen begint
en eindigen bij het onvoorstelbare.
Dat is hun denkbeeldige lichaam waarmee ze de wereld betoveren…heel geestig.
Tenminste in mijn verbeelding.
Onder, in de verdronken stad
zwemmen nu vissen door de kerk
ook dieren moeten er aan geloven.
Voor elke vis is er nu een verzonken
doorzonwoning ruim beschikbaar
om daar rapen gaar te stoven
Wie geen vinnen bezit -zoals mollen-
vlucht naar hoger gelegen gronden
schuilend onder enorme parasollen
de evenaar duurzaam verschoven