aan de oever van gene zijde
vist de oude dood naar het leven
aast gretig op ons vlees
zijn leefnet is onze dood
al wat ons omringt dient als aas
dat haakt in ons leven
we eten niet, maar snoepen stil
en knagen mazen in het net
we hongeren deze visser uit
voor wat is deze hengelaar
een begeerde prooi?
(Anoniem, uit het Chinees vertaald ca 500 v. Chr.)