Besmet

Wat is het meest onderscheidende kenmerk van poëzie?
Dat het poëzie genoemd wordt?
Wat genoemd wordt bestaat zogenaamd.

Wat heet draagt een naam, zelfs als het ‘Niets’ betreft.
Zelfs niets lijkt daarmee substantie te bezitten.
Al was het maar door de enorme quantiteit aan niets
die verblindende schittering van afwezigheid.

Kijk,  dit is ongerijmd en het heeft ook al geen vast metrum,
maar het heeft wel degelijk een onvast metrum
of op zijn minst een strompelende cadans.

Het vreemde is dat wanneer je dit uitdrukkelijk geen poëzie noemt
dat dit toch de verdenking op zich laadt een gedicht te zijn.

Op dezelfde wijze als iemand die valselijk beschuldigd is
van een misdaad toch besmet blijft met het stigma van het daderschap.

Zo min mogelijk inkt en zoveel mogelijk witregels
maakt elke tekst tot een potentiële verdachte.

Woorden zijn feitelijk wel de laatste ‘dingen’
die geschikt zijn om iets duidelijk te maken.

In het beste geval zijn het inspirerende verdachtmakingen,
die de lezer vrijpleiten van elke medeplichtigheid.

Hoe poëtisch is het om niet te weten wat poëzie is,
niet weten waar iets begint noch waar het ophoudt?

Is er een betere wijze om naar het grenzeloze, mateloze
bestaan te verwijzen dan dit onvermogen te erkennen?

Is de erkenning niets wezenlijks te kunnen zeggen niet
het uiterst schuchtere begin van iets onwezenlijk wezenlijks?

Wie begon ermee om dingen te verklanken tot iets denkbeeldigs?
Wie ging geloven dat het surrogaat van taal belangrijker was dan…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *