Blootvoetindiaan

Als kind was ik gek van de bal.
Mijn blote voeten hadden had veel balgevoel.
Niets zo heerlijk als de bal hooghouden, nutteloos plezier.
Met blote voeten ging dat moeiteloos.
Ik raakte graag de tel kwijt bij gebrek aan medespelers.

In vele opzichten gedroeg ik mij als indiaan.
Ik sprak met dieren en dingen, liep blootvoets, maakte mij onzichtbaar.
Geruisloos besloop ik mijn ouders zonder dat ze iets merkten als ze, gehypnotiseerd door het blinde oog van de televisie, lagen te zitten.
De trap naar mijn kamer beklom ik zonder een trede te doen kraken.
Tussen de trapmuren liep ik omhoog, met de rug tegen de muur.
Bij wijze van initiatie wierp ik een zelfgemaakte speer in mijn scheenbeen.
Je moest ook alles zelf doen als laatste der Mohikanen.


Op het veldje met de drie reuzenpopulieren speelden we bomenvoetbal tot ’s avonds laat.
Ieder een boom, wie de boom raakte had een punt.
Er was niets mooiers dan van grote afstand met een gekromde bal de boom te raken.
Linksom, rechtsom.
Om een hoekje schieten.
Het gevoel in de voet op het moment dat die de bal schampt, wachtend op het klakkende geluid van de stam…
Die eenheidservaring had ik nimmer met schoenen aan.

Op competitie geschoeid clubvoetbal gaf me nooit die sensatie en euforie.
Schoenen met noppen vond ik helemaal niks: geen contact met het veld.
Met modderzolen en rozig van de buitenlucht kwam ik thuis om te slapen.
Mijn ouders merkten niets, het oog had hen begoocheld.

Geen leest heeft mij kunnen schoeien.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *