Schraal

Ik drink niet veel, maar wel vaak, verklaart onze beschonken buurman, nadat hij me voor de derde keer heeft gevraagd of hij mijn fiets mag hebben die bij ons in de tuin staat te staan. Zijn geheugen is weg, gezonken. Die fiets staat er toch maar te staan, probeert hij nog eens.
Even overweeg ik een opsomming te geven van al die dingen op de wereld die er toch alleen maar staan te staan of liggen te leggen… Maar mijn tong geeft het op. Zijn overleden vader stond te vaak te schuren in de tuin omdat hij geen schuur had. Daarom moet ik nu op m’n woorden letten, we hadden hem heimelijk ‘Schuringa’ gedoopt. ‘Schuringa is weer bezig!’
Die naam mag niet op zijn dronken zoon overgaan, die er niets aan kan doen dat zijn vader schuurverslaafd was. Geen idee hoe de familie echt heet. De dorstige zoon heeft een overgevoelige dronk over zich. Laatst beweerde hij dat ik hem ‘U’ had genoemd, en dat ik dat niet meer moest doen, ontkennen had geen zin. Nu kijkt hij met tollende ogen neer op mijn aankoop van alcoholvrij bier. Of ik geen echt bier lust? Ik verzin dat ik een alcoholallergie heb om, ervan af te zijn. Hij toont oprecht verbaasd interesse in mijn aandoening. Ik word gered door de oorverdovende ruis van de gemeentelijke bladerveegkar die de straat indendert. We gaan naar huis. We stonden daar toch maar te staan. De kar laat een schraal borstelspoor na op het plaveisel. Schuringa.