Geursporen


Hond heeft geen zelfbeeld, ze ruikt hoe haar aard zich verhoudt
tot het omringende geurveld. Ze snuift de data op en heroriënteert
zich elk moment, zo vindt ze haar eigen weg met ons.
Soms zijn we haar kwijt, turen we in de verte…waar blijft ze nou?
Blijkt dat ze stilletjes achter onze rug samen met ons staat te kijken
waar ze nou toch bleef.
Baasjes moeten normaal doen…zich niet verstoppen, wegrennen
of even willen aanlijnen, dan wordt de baas bij zijn broekspijp
gebeten en tot staan gedwongen…als een onwillig schaap.
Hond rent als een dolle vos kriskras door het bos, onvermoeibaar.
Tot ze de auto ziet…en plots dodelijk vermoeid laat ze zich omvallen,
op haar rug rolt en gluurt met één oog naar onze reactie.
Ze laat haar roze buik het werk doen. Pas als we haar de hemel
in prijzen om haar wellust veert ze op en springt in de auto.
Thuis eindigt het geurspoor, waar het lekker naar ons stinkt.

Uitwiskunde

Onder de wiskundeles, tijdens een schriftelijk proefwerk
onderging ik een transcendente absentie. Opgenomen
in een zorgeloze lichtwereld genoot ik totale vrijstelling
van cijferkundige berekening. Getalsmatig was ik in de
minderheid…of beter gezegd, ik was teruggebracht tot nul.
In opperste vervoering zat ik met gesloten ogen naar een
nergens eindigend hemels plafond te staren…tot opeens
Meester van der Wal mij tot de dagelijkse orde riep:
‘Zeg, van Geenen wat zijn we hier aan het doen?
Wist de wiskundeman veel…dat hij mij stoorde in een zeer intieme
kosmische beleving. Ik keek hem verwonderd aan terwijl hij
mij dwingend wees op mijn proefwerk dat vol willekeurige dansende
getalletjes stond, met in de kantlijn vreemde droedels van wel
zeer onwiskundige figuren. Hij verwachtte een plausibele
verklaring die ik hem niet kon leveren. Het werd een dikke
onvoldoende en een pijnlijk meewarige blik. Dat ik een nul was
en vervuld was in verlangenloosheid was een som die
uiteraard totaal onberekenbaar was. Ik zwom als het ware
in het meer dan de som der delen. Wiskunde had mij uitgewist.

Autobiografie

De eerste auto in mijn leven
was de T-Ford van Laurel & Hardy
die in ‘A Perfect Day’ wegzonk
in een diepe modderplas waarna
hun hoedjes kwamen bovendrijven.
Onze eerste auto was een Skoda
waarmee we per abuis op het circuit
NeurenburgerRing verzeild raakten.
Daarna kwamen de VW-kevers in
ons mobiele leven, de Ford Anglia,
Opel Kadet en Fiat Mirafiori….
Allemaal opgelapte afdankertjes,
afgeschreven met dagwaarde nul.
Opgereden tot de bestemming
van sloopwaardigheid was bereikt.
Van de Citroën DS, alias de Snoek
mocht ik aan aantal keren proeven,
als nipjes van een exquise likeur…
Wanneer ik mee mocht rijden naast
mijn pianoleraar, wegzinkend in de
ruime autofauteuil, geruisloos
opstijgend, als in een ruimteschip
zwevend over Gods ondoorgrondelijke
wegen, op weg naar huis.
Waarschijnlijk dacht ik:
‘Er wacht mij ‘n gouden toekomst als pianist,
gewichtloos gedragen door een Snoek…’
Er bleek geen enkel oorzakelijk verband.
In de wachtkamer bij de dokter werd mij
duidelijk het verkeerde beroep te hebben
gekozen, toen ik daar bladerde in het blad,
Arts & Auto… waarin het oorzakelijk verband
pagina na pagina werd aangetoond. Toen ik
eindelijk aan de beurt was, bleek dat mijn
kettingrokende huisarts mij niet kon genezen
van mijn leegte in de vorm van een Snoek.

Kandidaten

Als kind sloop je onhoorbaar door het ouderlijke huis. Zonder huissleutel brak je in & uit zonder braaksporen na te laten. Als betonindiaan binnen het asfaltreservaat stookte je noodzakelijke bezweringsvuurtjes op braakland van drijfzand. Zaterdagavonds
zaten je ouders in hun huiskameraquarium gebiologeerd door ‘n televisiekwis. Achter glas bezag je ze, als gevangen vis in een leefnet, meelevend met het succes van kandidaten.
Uitgekeken op het Droste-effect klom je, om geen trede te raken, tussen de trapmuren omhoog, geruisloos over het kraakgrage hekwerkje naar je kamer waar je jezelf nog slapend vond, alsof je nooit was ontsnapt. Nu nog bekijk je jezelf van boven af naar al het leven hier beneden, uitgetreden om geestig voort te bestaan.

Begrijparm

Met je vriendje kon je eindeloos kijken naar de grijparm op de kermis
die steeds vergeefser het goudgeverfde horloge probeerde te winnen uit de glazen bak met het witte aquariumgrit. Opgeven was kennelijk geen optie. De stoere vader hield zich groot na ieder bijna… en wisselde nog wat kleingeld. Je had geen geld, dus niks te verliezen. De omstanders wisten al lang hoe laat het was en genoten gratis mee. Hoe langer het duurde waagde je het niet om te lachen als het uurwerk in het grit viel. Je zorgde wel dat je weg was voor de man blut was en getergd moest afdruipen. Die ene keer dat het horloge er uitgevist werd waren we verbijsterd. De man wisselde het horloge meteen weer in voor een lading kleingeld…en ging door met grijpen. Hij wist dus zelf ook hoe laat het was, maar het kwartje viel niet. De grijparm is inmiddels vervangen door het internet… het devies is graaien maar.
De wereld…tot kermisattractie gebombardeerd.

Van de kook

Moeder had een fijnzinnig talent voor drama. Achter elk detail kon een ramp schuilgaan. Als de melk overkookte dan leidde dat al tot emotionele kortsluiting. Moeder raakte geheel van de kook. In mijn bruingekleurde herinnering kookte er dagelijks wel iets over of brandde iets aan of kookte er een pan droog.
Als jongetje vertelde ze mij vaak & jammerend over haar nachtmerries alsof die zojuist echt gebeurd waren. Na de biecht over het denkbeeldige vroeg ze onzeker aan mij welke jurk ze die dag moest gaan dragen. Ik wees dan om het even welke jurk aan, want even later liep ze toch weer in heel andere jurken rond.
In haar dromen zelf was ze soms ook opmerkelijk nuchter en dramaloos weet ik van mijn vader. Zo prevelde ze eens midden in de nacht tijdens een zomerse koortsdroom tegen mijn vader:
“O, Adrie mijn armen zijn afgehakt, ach wat zalig…zo heerlijk fris en luchtig…!”
Voer voor koudegrondpsychologen?
Wellicht kon ze eindelijk ontspannen, ze was even ontslagen van de dwang om te handelen, machteloosheid als bevrijding?
Toen ze weer wakker was ging ze natuurlijk meteen weer aan de slag met verkoolde pannetjes uitschuren, zodat ze weer vrolijk op een te hoog vuur terwijl ze even aan het stofzuigen was of stond te centrifugeren….

Transmorfers


Mijn vader maakte graag
van twee slechte dingen
één goed exemplaar,
om het even wat…
fietsen, meubels,
naaimachines,lampen,auto’s…

Mijn moeder maakte haar jas
in een handomdraai splinternieuw
door hem te keren,
de binnenkant buiten…
de koningin te rijk.

Ik denk wel eens dat ik ooit
een tweeling was waar mijn ouders
een eenling van hebben gemaakt
en op ‘n goed moment binnenstebuiten gekeerd…
het waren immers verdomd handige mensen.

Soms doneert een goed mens
die er slecht aan toe is,
een vitaal onderdeel aan een ander
bij wie dat orgaan ontbreekt…
van tweeën één.

Nu zijn er twee gewonde kwallen
geobserveerd die samen één geheelde kwal
zijn gaan vormen.
Geheel spontaan zonder chirurgie
smolten hun wonden samen.
Nu delen ze hun nieuwe binnenruimte.
Samen een eenling.

Gulliver


Geboren in een te groot lichaam
belandde je als vanzelf
in een soort van Madurodam.
Als je niet oppaste groeide je
krom als een geknotte wilg…
moest je permanent buigen
voor gratis verstrekte laagte.
Niet uit nederigheid…
uit noodzaak diende je te hurken,
te kruipen, op je knieën te gaan
om je te verhouden tot…
Je legde alles daar beneden
ander ‘n vergrootglas,
dingen naar een hoger nivo
tillen had weinig zin vanwege
zompige zwaartekracht die alles
naar beneden trok vanonder het maaiveld…
Je kon hooguit jong leren om
alle vallende ballen in de lucht te houden…
niet dat dat zin had,
daar moest je echt wel zin in hebben.
Nu ligt wel de hele bodem bezaaid
met ballen die raar rollen…
behoedzaam lopen om niet te vallen
als je wilt blijven genieten
van het uitzicht.

De mecenas


De aardige oom gooide nooit iets weg. Hij bleef vrijgezel en schonk tijdens zijn leven al wat hij toch toevallig over had aan kennissen en familie waar hij over huis kwam.
Hij informeerde nooit of mensen het gegeven ‘ding’ wel mooi vonden of goed konden gebruiken, daar ging hij gewoon vanuit. De gulle oom genoot zichtbaar van de reacties als hij zomaar iets ongevraagd achter zijn rug tevoorschijn toverde.
In verlegenheid gebracht dorst de gelukkige ontvanger het ‘ding’ niet te weigeren en schonk onze gulle Oom nog eens bij, want hield wel van een klein borreltje. Niet dat hij veel dronk, maar wel vaak.
‘Hoho niet teveel, schenk liever straks maar wat bij…’
Het gegevenpaard-dogma bracht mensen in een lastig dilemma.
Als hij opeens onaangekondigd voor de deur verscheen haalde men snel het spul van zolder of uit de kelder om het neer te zetten.
Als er iets ontbrak in het meubilair dan ontsnapte dat zelden aan zijn aandacht en vroeg dan waar dat mooie ding gebleven was. Zo was er en een rijk arsenaal aan smoezen ontstaan.
Wat hij voor werk deed bleef in schemer gehuld… hij scharrelde wat rond. Wel leek hij vaak te verhuizen. Als je ernaar vroeg had hij telkens een ander adres.
Waar onze goedgeefse oom al zijn overtollige spul vandaan haalde… daar kwamen we nooit achter. Als iemand er al eens naar dorst te vragen zei hij:
‘Dat weet ik niet meer zo…ooit eens gekregen, gevonden of geleend…schenk nog ‘s bij misschien herinner ik me het weer’
Op het laatst kreeg men de zenuwen als er aangebeld werd.
‘Kijk even uit het raam… het zal toch niet de mecenas wezen?’

Nagels


De man met zijn leest op schoot
nam een hap kopspijkertjes
hield ze op zijn tong
duwde ze
tussen zijn lippen door
om ze een voor een
in de afgetrapte schoen
van moeder te timmeren
een nieuwe hak en zool
had hij nog 1 spijkertje nodig
dan pookte hij zijn wijsvinger
in het jampotje met spijkertjes
tot er een spijkertje in de eeltvinger
met blauwgeslagen nagel bleef steken.
‘Zo, die is voor de duizendpoot’
‘Wie is de duizendpoot?’ , vroeg je dan telkens weer.
‘Zoon…de duizendpoot slaat alle spijkers dood’