Gelukraakte bijwerking

Het onbetaalbare
van het onbruikbare
ligt in de rust, ruimte en stilte
die ze teweegbrengt.
De onbegrepen orde
van ‘n herfstbos
in vrede met
de toevallig
raak gelukte chaos…
Elk blaadje legt zich erbij neer
precies waar het licht valt ligt het…
dat het nergens toe dient,
dat het niets wil zeggen,
dan vrij zijn van nut en betekenis,
zo beleeft zich
de helende bijwerking
van het onbruikbare,
van datgene dat geen
werkzame bestanddelen bevat.

Wind

Legendarische winden
waaien doorgaans
niets vermoedend
‘n fonetische ruis
van betekenissen
door ‘t taalgebladerte
fabelachtige toververhalen,
parabels over doel & bedoeling,
noodzaak & nut,
vol van verwonderstellingen
over lot, wijsdom & stom geluk
als de wind eenmaal weerloos is
gaan liggen blijkt deze hemel
weer vrij van betekenismist
en zucht in verlichting
alleen in kale bomen
klinkt de zin immer windstil

Puntgaaf

Zullen we, weten is meten,
zijn jaarringen tellen of genieten
we liever de schaduw van deze boom?
Zullen we dit prachtige gebied
ontginnen of onontgonnen laten?
Dat nalatigheid zoveel moeite kost.
Er lijkt geen vuiltje aan de lucht,
alleen wat gore condenssporen
aan de hemel van voortvluchtigen.
Na het laten zullen er heel wat
heelhamers nodig zijn om de
wereld weer puntgaaf te slaan.

Bevinddingen

vergaderend zwerfstof
vormt ‘n navelpluisje
waar ooit ‘n streng zat

weggeknaagde kijkgaatjes
in het verduisteringsgordijn
deze mot promoot de zon

een vleeskleurige vlek
midden in je gezichtsveld
het eilandje van neus

‘n leeg leger in het gras
vol ongeboren haasjes
in details schuilt het…

Rectificatie

Zie zo…
wat heb ik
mij tot nu toe
argeloos & secuur
vergist….
Dit is namelijk
nooit Po geweest
wat hier is geschreven,
maar ‘n puur Zoëtisch
feestslingerend weefsel,
ontologisch onbevattelijk
sowieso…
Zoë….Oud-Grieks,
pluimnaam voor
dit benullig leven
in hechte cohesie
dat zich buiten
deze zinnen om
viert als Zoëzie
Voor al wat
roert en raakt
wil dit zoëtisch heten

Wegstroming

de weg stroomt…
zijnde onderweg
schoont de weg zich
als zeep die zich
zelf weg wast
weg is rivierachtig
gaande weg beide oevers
tegelijkertijd aftastend
met haar nat
van bron tot monding
één langgestrekt hier
waar immer leeft
in dit laatste nippertje nu

Mozaïek

Lijm van aandacht
kleeft spontaan,
-zelf onzichtbaar-
de tienduizend dingen
en alle scherven daarvan
naadloos aan elkaar
werkeloos toeschouwend
kleeft ze aaneen wat eens
los en zelfstandig leek
niets weet te ontsnappen,
noem maar eens op
wat er zoal ontsnapt
en het zit met één
subiet vast in dit mozaïek
aandoenlijk hoe onwijs dit
verenigende kleefsel
myriaden van betekenissen
lijkt te suggeren
neem maar eens
vergeefs afstand om
te zien wat dit geheel
van lukrake steentjes voorstelt
of liever verdwijnen
in dit laatst bijgelijmde?

Lente

blatende slaapjes
staan lamgeschoren
kaal te grazen
blakend in de waakwei
totaal uitgeteld…
hoeveel waandagen
zijn er inmiddels
reeds over de dam ?
van virtuele droomwol
breit ‘n knotsgekke herder
zijn zomernaveltruitje
om bij zonnewende
de hondsdolle maan
tot een wulpse tango
te verleiden

De gave van acht

Mijn zoon van acht zou
een syndroom hebben
ware het geen gave gave…

Hij wordt nooit ouder
dan acht, ja, men lacht
om zo’n aandoening,
want wie zou niet
zo iets aandoenlijks
willen oplopen?

Sommigen vragen mij discreet:
‘waar kan ik besmet worden,
is het een virus of een infectie?’

‘Geen van beide’ leg ik uit,
‘het is een ongeneeslijke
affectie, voor zover ik weet…’