Onze verre oom Bar, bijnaam oom Babel, vertelde ongevraagd graag gratis anekdotes.
Elk gesprek garneerde hij met een volgens hem sierlijk verhalend ornament.
Niet iedereen kon hem daarin volgen. Soms breide hij associatief verschillende
voorvallen aan elkaar, waar zijn toehoorders de verbindende betekenis in mochten ontdekken. Bij sommigen wekten zijn inbreuken irritatie op als de draad
van het gesprek voor hen een onnavolgbare kluwen van losse verhaalrafels werd.
Na zijn overlijden begon men hem gaandeweg steeds meer te missen.
De gesprekken werden eenduidig en liepen vast in voorbarige conclusies, strandend
in de dode vijver van de consensus. Men begon hem te citeren.
Elk gesprek garneerde hij met een volgens hem sierlijk verhalend ornament.
Niet iedereen kon hem daarin volgen. Soms breide hij associatief verschillende
voorvallen aan elkaar, waar zijn toehoorders de verbindende betekenis in mochten ontdekken. Bij sommigen wekten zijn inbreuken irritatie op als de draad
van het gesprek voor hen een onnavolgbare kluwen van losse verhaalrafels werd.
Na zijn overlijden begon men hem gaandeweg steeds meer te missen.
De gesprekken werden eenduidig en liepen vast in voorbarige conclusies, strandend
in de dode vijver van de consensus. Men begon hem te citeren.
”Weet je nog wat oom Babel hierover zou hebben aangehaald?”
Dan volgden er talloze anekdotes smeuïg opgedisd door nazaten en vage verwanten.
Oom Bar was nu zelf een anekdote geworden…een ingestorte toren van spraakverwarring.
Oom Bar was nu zelf een anekdote geworden…een ingestorte toren van spraakverwarring.
Later bleek hij eveneens een vage verwant van ons en wij van hem. Van vage verwanten moet je het hebben.