Kapmes


Goden hebben geen tijd, dus nooit haast. Ze scheppen werelden in zes dagen en daarna is het één lange zondag.
Hun godenwerk zit erop. Nu mogen de schepselen het zelf uitzoeken. Leven moeten jullie zelf maar doen, daar bemoeien wij ons niet tegenaan. Dat zou tegen het principe van de vrijheid ingaan.
Bid je tot ze met het verzoek om een handleiding toe te sturen dan nemen ze nooit op.
Urenlang hang je aan de lijn, in de wacht gezet, luisterend naar eindeloze hemelse muziek.
Alleen bereikbaar tijdens kantooruren!
De gebruiksaanwijzing mag de mens zelf ontwerpen.
Zo is de wildgroei aan leefregels ontstaan, de één nog gekker dan de andere.
De goden rusten op hun lauweren en terecht, het is een schitterend staaltje van ‘Organic Design’.

‘Met een kapmes banen wij ons een levensweg door de jungle van regels, geboden, verboden, waar ze weg zijn is de weg’.
F. Wildesheim.

Energon bevat God!

Het was weer zover.
Wetenscheppers dachten weer eens het kleinste deeltje te hebben gevonden.
Een nieuw weetje geschapen.
Het vorige deeltje, bijgenaamd het Godsdeeltje, was zowel deeltje, golf als veld tegelijk.
Het deeltje bevond zich op ieder tijdstip overal en nergens niet.
Nu hadden ze binnen een onbetaalbaar magnetisme-vrij reactorvat ‘iets’ gedetecteerd.( onder ingewijden het vat der tegenstrijdigheden genoemd)
De meting werd buiten de dampkring gedaan om de zwaartekracht te elimineren.
Er is ‘iets’ gedetecteerd, dat noch een deeltje, noch een golf, noch een veld is.
Bijkomend kenmerk is dat het geen energie bevat, nul.
Het enige wat dit ultieme deeltje gemeen heeft met het Godsdeeltje is dat het eveneens overal en eeuwig aanwezig is en nergens niet.
Logisch dat het daarom zo moeilijk te vinden was.
Maar nu zijn we eruit, volgens de wetenschap.
Over de naam wordt nog even getwist.
Energon gooit hoge ogen.
On-energie.

(Mystici hebben al verklaard dat het bewuste zijn van de mens synoniem is aan het energon)
Wetenschappers denken nog steeds dat het uit elkaar slopen van een bloem het mysterie van de bloem verklaart.
Ze geloven dat naamgeving van losse delen en eigenschappen het geheel verklaart.
Het lijkt alsof ze blind zijn voor het meer dan de som der delen.
Ze zien de kaart aan voor echte gebied.

Het geheel is meer dan de som der delen.
Sterker nog, het geheel is het meest dan alles wat je maar zou kunnen opsommen.
Het heeft geen zin om te zeggen dat God het geheel is, het onbegrijpelijke begrip God verliest dan onmiddelijk haar betekenis.
Taal bestaat immers bij de gratie van de denkbeeldige tegenstrijdigheden.
Bekijk de mens eens als vat vol denkbeeldige tegenstrijdigheden.
Ga je dieper kijken dan zie je alle denkbeelden leeg zijn, dat het vat in essentie leeg is.
Taal verbleekt bij één enkele directe ervaring in het gebied.
Zullen we nu eens de som van het delen maken en het meer van die som uitdelen aan iedereen.
href=”http://www.openbaargeheim.nl/wp-content/uploads/2014/04/foto10.jpg”>

Genoeg voetbrand

Het net begon zich rondom mij te sluiten.
De mazen van de wet waren zo ruim geweest dat ik veilig in en uit kon zwemnen.
Ik voelde mij als een vis in het water van het old-boys netwerk.
We kenden elkaar van het corps, waar we elkaar de bal leerden toespelen.
Maar nu werd het mij langzamerhand te heet onder de voeten.
De airco draaide overuren.
Het netwerk sloot zich rondom mij.
Ik had iets verkeerd gedaan, gezegd…maar wat?
Niemand wilde praten.
Welke ongeschreven wet had ik als executive interimmanager geschonden?
De vraag bleef maar branden.
Ze zouden mij doodknuffelen met een gouden handdruk.
De laatste dagen ijsbeerde ik op de bovenste etage van de kantoorflat.
Mijn voeten begonnen pijnlijk te branden.
Het was alsof de woede van de onderliggende twintig verdiepingen de marmeren vloer verschroeide.
De spiegelramen konden niet open, anders was ik wellicht gesprongen.
Ten einde raad sloot ik mij in het toilet op.
Daar stond ik, Ralph Zever, senior young urban professional, met blote voeten in de design closetpot.
Hoe vaak ik doortrok weet ik niet meer.
Ik wachtte met gesloten ogen, luisterend naar het bijvullen van de stortbak.
Een klaterend beekje in een betonwoestijn.
Daarna keer op keer die weldadig verkoelende golf van het neerstortende water.
Al het zakenleven stroomde uit mijn lijf en leden.
Het lichaam zou alleen verder gaan, onder een andere naam.

Beven rond een geo-gat

Je ziet wel eens een foto van een idyllisch landschap ergens in Amerika.
De foto laat een enorm gapend gat zien, waar ooit een mooi houten landhuis stond.
Plots verdwenen, met tuin en al, in een geologisch gat.
Hopelijk was er niemand thuis.
Mensen staan rond het gat en kijken met afgrijzen in de afgrond.
Dat zoiets vertrouwds als je thuis zomaar plotseling opgeslokt kan worden door moeder aarde is verbijsterend.
Het drukt alle neuzen op het feit dat er geen zekerheid bestaat.
Dat er geen veilige schuilplaats bestaat.
We leven met praktische aannames.
We nemen aan dat er morgen weer een dag is.
We gaan er vanuit, gemakshalve, dat we elkaar morgen nog zullen ontmoeten.
Het is een vertrouwen tegen beter weten in, een soort bewuste naïviteit.

href=”http://www.openbaargeheim.nl/wp-content/uploads/2014/04/foto12.jpg”>

Als kind droomde ik vaak dat ik als vis in de oceaan leefde.
De droom had nachtmerrieachtige kwaliteit omdat ik mij realiseerde ieder moment verzwolgen te kunnen worden door een roofvis.
Een echte vis heeft natuurlijk een overlevingsstrategie, maar ik wist, als amateurvis van niets.
Ik werd voor de haaien gegooid.
Het besef dat ik zelf een haai zou kunnen zijn verontrustte mij en stelde het mij tegelijk gerust.
Later begreep ik pas dat ik de zee zelf was.
De aanleiding is een lang verhaal, maar het komt neer dat ik op het droge terecht kwam.
Voor de vis is de zee een openbaar geheim.
De vis heeft nog nooit de zee gezien.
Hij wordt erin geboren, hij leeft erin en verdrinkt erin.
De zee sterft van het leven.
Pas op het droge komt er een besef van de alomvattende zee.
Zo is bewust zijn het openbare geheim voor de mens.

O, gave trend begon

Morgen begint de gaafste trend ooit.
Modegrillig, niets zo grillig als mode.
Wat gisteren trendy was is morgen slaapverwekkend saai.
De tijdgeest weet niet wat ze wil, maar ze wil het wel nu, onmiddelijk.
Ze wil wel weer eens wat anders…
Sterker nog ze wil permanent iets anders.
Haar labiele staat is de enige constante.
De geest van de tijd wordt heen en weergeslingerd tussen verlangen naar de jeugd en angst voor de oude dag.
Ze gelooft heilig in de waan van de jongste dag en gruwt van ouderdom.
Met een dode, meedogenloze blik kijkt het model van de tijdgeest in de camera’s.
Verveeld, verwend, vermagerd en toch nog ongelukkig?
Is het niet wonderlijk dat de status van luxe, succes en overvloed verbonden wordt met graatmagere, ongelukkige meisjes?
Soms lijken ze zelfs verwaarloosd in schrille tegenstelling tot hun luxueuze aankleding.
Wat doet het met je als je vanwege je toevallige uiterlijk wordt gewaardeerd. > Is die waardering is ergens op gebaseerd?
Is het een persoonlijke verdienste, jong te zijn, mooi volgens wereldvreemde maatstaven?
Zou het daarom worden gevoeld als een miskenning?
Het imago wordt geliefd, de drager van dat imago wordt over het hoofd gezien.
Zo eenvoudig lig het echter niet.
Het wonderlijke is dat het bewust zo geposeerd is, geënsceneerd door een ‘visionaire’ fotograaf/stylist.
De vraag is; wat wordt hier gecommuniceerd?
of wordt hiermee indirect de vraag gesteld;
‘ Wie wordt er nu wel geliefd om wie hij of zij wezenlijk is?’ Zo gezien kan zelfs het meest opprvlakkige aanleiding zijn tot het wezenlijke.
Wie zichzelf kent hoeft niet meer te bedelen om geliefd te worden.

href=”http://www.openbaargeheim.nl/wp-content/uploads/2014/04/foto7.jpg”>

Ontvang erge bode

De boodschapper heeft het meestal gedaan als hij slecht nieuws aflevert.
Ook al is de bode een onschuldig doorgeefluik.
Het luik krijgt meestal de schuld van onwelkome boodschappen. Als het luik niets had doorgegeven dan had de ontvanger van niets geweten.
Soms kun je maar beter van niets weten, maar dat weet je pas zodra je het weet.
Dat bewust zijn niet kan ontkennen dat het iets weet is een hermetisch gegeven.
Des te wonderlijker dat het toch vaak gebeurt.
Het is alsof de ontvanger zegt; ‘ik heb dat pakket nooit ontvangen’ terwijl het pakket uitgepakt in de bovenkamer staat.
Ik neem veel pakketten aan voor onze buren die overdag uithuizig zijn.
Zo ben ik een medium tussen bode en ontvanger.
Het is leuk om zoveel pakketjes te ontvangen en zomaar uit te delen.
De bode is erg aardig en dankbaar dat hij zijn boodschappen kwijt kan.
Hij verontschuldigt zich vaak voor het feit dat het pakket weer niet voor ons huisnummer is.
Geen boodschap is een goede boodschap.
Ik zie de bode vaker dan mijn buren.
De pakketjes hoef ik niet uit te pakken, daar heb ik buren voor.
Soms kun je wel zien of raden wat erin zit.
In het begin van mijn mediumschap zei ik dan wel eens: ‘Zo, jullie kunnen weer lekker koffie drinken, een fijne avond nog!’
Dan keek de buurman mij geschrokken aan alsof ik helderziend was en hem betrapt had op een geheim genoegen.
Dat moest ik dus niet meer opmerken, ongewenste intimiteit. Voortaan doe ik dus alsof ik niet weet wat ik weet.
Zo neutraal mogelijk reik ik de surprises uit, als een stoïcijnse ambtenaar.
Ik voel mij dan — geheel ten onrechte — een genereus en goed mens, die blindelings de behoeftes van zijn buren aanvoelt en ze ook nog meteen belangeloos bevredigt.
Het is toch vermakelijk hoe de inhoud van de geest zichzelf voor de gek weet te houden.
Bewust zijn weet wel beter en heeft geen boodschap aan denkbeeldige persoonlijke verdiensten.

href=”http://www.openbaargeheim.nl/wp-content/uploads/2014/04/foto8.jpg”>

Begraven getoond

Iemand begraven is een intiem ritueel.
Vreemde ogen verstoren intimiteit.
Behalve bij staatsbegrafenissen, dat moet iedereen kunnen zien. Al het zichtbare van de dood wordt aan het zicht onttrokken.
Ik heb soms plaatsvervangende gêne bij het zien van Egyptische mummies.
Dan voel ik mij bijna een grafschenner.
In de Himalaya draagt men het lijk de berg op waar de gieren wachten.
De aaseters pikken het vlees van het versleten voertuig en vervoeren de ziel naar de hemel.
Als de gieren klaar zijn, komen de nabestaanden de schone botjes ophalen.
De ziel is verhuisd.

De Traciërs, onverschrokken strijders uit de Griekse oudheid,
treurden als er weer een kind werd geboren en vierden feest als er iemand overleed.
De dood was een verlossing, er werd feest gevierd.
Het leven was een aards tranendal in hun ogen.
Ze waren onoverwinnelijk omdat ze niets te verliezen hadden, ze wilden graag het leven geven.
Hun doden gaven ze de meest verfijnde gouden sieraden mee in het graf. Het waren geen barbaren.

Iemand vertelde mij het verhaal dat hij op zoek was naar een guru.
Via via verzeilde de zoeker in India, daar zou hij zijn guru opzoeken.
Tijdens het regenseizoen trekken de guru’s rond om de regenval te ontlopen.
> Steeds als hij de verblijfplaats van zijn toekomstige meester bereikte, bleek deze net te zijn vertrokken naar een volgende verblijfplaats.
Dit gebeurde drie keer tot hij de vierde keer eindelijk zijn guru vond, dood.
De meester was in zijn stoel overleden terwijl hij onderricht gaf.
Diezelfde avond hadden de leerlingen hun meester met stoel en al op een brandstapel gezet voor de crematie.
De zoeker bleef tot het vuur was gedoofd.
Thuis had men hem gewaarschuwd voor het heftige temperament van de guru maar dit sloeg alles.
De zoektocht die was ondernomen bleek een illusie, voor zijn ogen zag de zoeker zijn guru vedwijnen.
De eerste en laatste les voor de zoeker.

Bij de crematie van mijn vader wilde ik hem niet achterlaten in de kille ruimte.
Ik wilde hem zelf naar de oven brengen.
De uitvaartbegeleider had zo’n verzoek nog nooit gehoord, hij moest overleggen of het wel kon.
Het was intens en mooi.
Mijn vader stond ooit op het punt smid te worden; ijzer smeden dat had hij goed gekund.

href=”http://www.openbaargeheim.nl/wp-content/uploads/2014/04/foto9.jpg”>

God begon te varen

Er zijn vele Godsbeelden.
De kapitein op het schip is er één van.
God schiep een schip en begon te varen.
Ruiteschip Aarde, bevaart de zee van ruimte
Het is een goede zeeman, blind varend op de sterren
Hij kent de zee van mogelijkheden op z’n duimpje.
We zitten allemaal mooi in de boot.
De kapitein heeft beloofd alle opvarenden veilig aan wal te brengen alvorens het zinkende schip te verlaten. Hij kent alle wallen, hij eet er graag.

Het vervuilt aan boord, er is achterstallig onderhoud, te veel bemanning.
Sommige matrozen muiten en willen andere planeten enteren om mee verder te varen.

Het aardschip is geen vrachtvaarder, hij vaart nergens heen, er valt nergens iets af te leveren.
Er zijn bemanningsleden die met alle macht een andere kant op willen roeien, tevergeefs uiteraard. Het moederschip drijft en niemand weet wat haar drijft.
Het lijkt eerder een soort cruise, doelloos dobberend de tijd nemen, varen om het varen, met alle winden mee.
De kapitein vertelt, terwijl hij in z’n whiskyglas naar het ijsklontje kijkt, over zijn ontdekkingsreizen aan zijn gasten. Onze kapitein was een tijdje uit beeld, men dacht dat hij dood was. Hij lag zeeziek in het vooronder ’the old man and the sea ‘ Hemingway te lezen.

Niemand zit in het kraaiennest, wat een uitzicht…

Verstuurd vanaf mijn iPad