Ik voelde mij een kosmopoliet
maar sprak de taal nog niet
geboren en getogen in Babel
weliswaar nog ver voordat
die torenmetafoor verrees
ik gebaarde in het wildeweg
kende van elke bloem de geur
van ieder dier zijn spoor en vacht
las feilloos in elke lichtval
het juiste moment van de dag
de hele wereld kwam hier
vrij moedig over de vloer
in mijn bovenkamer logeerde
om het even wie, plant of dier
ze begrepen mijn gebaren
tot ik eindelijk de taal leerde
nu voel mij een provinciaal
we vechten om ieder woord
als was het een vlezig bot
wie de bekvecht wint begraaft
‘zijn’ bot op de geheime plek
onder die rotte appelboom
ergens in de tuin van Eden
nu leef ik onder elke steen
mijn haar groeit erop als mos
stil ligt mijn tong als schaduw
de juiste lichtval van dit moment