Drie fabels


De legeraanvoerder

De haas wint oorlogen, verovert landerijen, verdedigt grondgebied.
Niet door onderdanen op te offeren in een bloedige strijd, maar door stil in zijn leger te waken over het malse groen.
Nadat hij zijn leger met jongen heeft verzorgd en zijn nazaten heeft onderwezen in hoe de hazen lopen, laat de haas zich eens in het jaar schieten door de boer.
Zo voorziet de haas zijn jongen van een vredige jeugd.

 

De luizenmelker

Koning Bladluis was trots op zijn succesvolle leven: een grote familie, uitgebreide jachtgronden.
Hij had één zoon, die kennis kreeg aan een bevallige schaamluis.
De koning was niet blij.
“Het is niet ons soort luizen, maak het uit met haar.
Zij leven in huizen, stinken en zijn niet zo mooi groen als wij.
Bovendien zijn ze nog te lui om hun kont te krabben.”
De prins maakte het uit met de schaamluis, en kwam thuis met een lieveheersbeestje.
De koning was helemaal in de wolken, zo’n charmante verschijning.
Echter, tegen de avond had het lieveheersbeestje de hele familie bladluis uitgemolken.
De koning had eeuwig spijt van zijn huwelijksadvies.

 

De gevleugelde vraagbaak

De wijze uil was gek op vragen stellen.
Zo redeneerde zij: “De rekenfout zit hem erin, dat er maar één antwoord goed gerekend wordt, terwijl alle antwoorden goed zijn als de vraag maar klopt.”
Zo kwamen hulpbehoevende dieren bij haar met hun problemen.
De uil zag hun problemen als het juiste antwoord en verzon er ter plekke een passende vraag bij.
Dan leek het probleem opeens zin en betekenis te hebben.
De dieren waren terstond tevreden met hun probleem; het loste weliswaar niets op, maar het betekende tenminste iets.
Dan was het dus allemaal niet voor niets geweest.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *