Fabel van binnenaardse intelligentie

Maanlanding met voertuig.
Voertuig voert handelingen uit,
gestuurd, bestuurd vanaf aarde.

Voertuig is niet intelligent.
Dat is de man in de controlekamer,
zijn intentie reikt tot de maanbodem.

Het lichaam is een landingsvoertuig
voor onderzoek naar leven op aarde,
intelligentie bewoont het tijdelijke lijf.

De controlekamer stuurt alles aan,
een mannetje is nergens te vinden,
de kamer is leeg, schijnbaar wezenloos.

Wanneer het karretje is afgeschreven
en geen waardevolle waarnemingen
meer kan registreren, komt er een nieuwe.

Een verbeterd detectie-exemplaar.
De intelligentie die onderzoekt wordt
vreemd genoeg nooit zelf onderzocht.

Het beginsel ziet zichzelf over het hoofd
als beginsel, zo is er geen beginnen aan.
Men zoekt liever intelligentie op de maan.

De man in de controlekamer besteedt
zijn hele vermogen uit aan rekenapparaten
en gaat slapen, wachtend op resultaten.

Intelligentie onderzoekt het onderzoekende
dat zichzelf zoekt in het zoeken van de zoeker,
die zich vindt als het zoekende in de woestijn

van schijn en wezen, van zijn en niet te zijn.
Als ourobouros bijt het zoeken zich in de staart,
het vinden vindt zich in het onvindbare dat ervaart.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *