Fabel van de baas


Ze zeggen dat ik een hond ben.
Tenminste, dat woord blaffen mensen mij het meeste toe.
Brave hond dit, brave hond dat.
Ik ken het hele concept ‘hond’ niet, sterker nog, ik ken geen enkel concept.
Aan denken doe ik niet, geen denken aan, zonde van de tijd.

Ik ruik liever echte representaties van de werkelijkheid, geuren dus.
Gedachten ruiken nergens naar, ook al stinken sommige mensengedachten een uur in de wind.
Geur is veel directer, mijn neus is mijn intuïtie, ik ruik onmiddellijk of iets waar is of niet.
En vooral waar het is.
Zo leef ik mijn neus achterna, de waarheid op de voet volgend.
De waarheid is een loopse teef, god weet hoe lekker ze ruikt.
Overal ruik ik haar goddelijke odeur.
Ze heeft vele gedaantes, maar haar geur van waarheid herken ik uit duizenden.

De wereld is voor mij een open boek van louter geur.
De talloze geuren lees ik als zinnen, zinnen van mijn bestaan.
Het geeft mijn leven richting en een verhaal.
Zonder neus zou ik doofstom zijn, niet kunnen communiceren.

Wanneer ik dagelijks mijn baas uitlaat, probeer ik hem rechtstreeks naar de waarheid te leiden.
Helaas is hij niet bij machte de hogere geurliteratuur van het bestaan te decoderen.
Ik laat overal mijn vlaggen achter, zodat de waarheid mij ook weet te vinden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *