Fabel van de gevonden voorwerpen

Ik beken, ik ben de dief van dit voertuig.
Als een joyrider heb ik de aardkorst ermee geteisterd.
Met iedere voetstap ontnam ik mijn mededingers bestaansgrond.
Voor alles begon waren we met miljoenen, ik was lui en ambitieloos.
Daardoor bevond ik mij in het midden, in de slipstream van de voorhoede en voortgestuwd door de achterhoede kwam ik in het vochtige nirvana.
Ik wilde alleen zijn en liet mij verorberen door de eerste de beste eicel, zo zou later blijken.
Dat mijn dood een bevruchting was kwam als een verrassing,
vooral omdat ik voorheen talloze malen verslonden ben in de oerzee.
Soms meen ik mij alle bestaansvormen die ik bewoonde te herinneren, van amoebe tot schelpdier, van kwal tot hamerhaai, het hele prehistorische experiment.
Ik voel mij dief van dit gestolen lichaam dat ik voor de neuzen van miljoenen ambitieuzen wegkaapte.
Leven is niet eerIijk, diefstal loont.
Hun mogelijke leven werd hun ontnomen, geen voertuigen meer beschikbaar.
Mijn wens alleen te willen zijn werd ruim beloond.
Ik kreeg alleen dit ene lichaam, een aards voertuig om mij in te verplaatsen.
Het beleeft wel aardig met al die extra binnenzintuigen, voor het nirvana was er alleen het buitenzintuiglijke, zo droog.
Als geboren dief kan ik niet veel anders dan stelen.
Mijn voedsel steel ik van de planten en dieren, mijn adem van de hemel.
Feitelijk is natuur natuurlijk één grote dievenbende die elkaar berooft en naar het leven staat, we zijn in goed gezelschap.
Dat ik deze woorden en beelden steel die niet van mij zijn is tot hier aan toe en onvermijdelijk.
Maar het feit dat ik het leven leef van al die miljoenen niemanden dwingt mij ertoe alle identiteiten die ik tot nu toe heb gestolen terug te brengen bij gevonden voorwerpen.
Waar de rechtmatige eigenaars zich kunnen melden.
Bestaan is eigenaardig, zo zonder bezit.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *