Fabel van de wandelende tak

Deze week ontmoette ik de wandelende tak, hij woont bij ons in de buurt.
Dat wil zeggen, hij wandelt er rond als een nomade zonder woning.
We komen elkaar zelden tegen, waarschijnlijk herken ik hem de meeste keren niet vanwege zijn schutkleur.
Wat op zich wel weer opmerkelijk is.
Wanneer we elkaar treffen maken we graag een praatje.

De wandelende tak is stokoud.
Hij loopt inmiddels dan ook met een wandelstok, die nog van zijn vader is geweest.
Sterker nog, de wandelstok is zijn vader, tenminste een gedeelte van diens verhoute lijf.

Vader was mijn steun en toeverlaat, vertelde hij dromerig.
Ach mijn vader, hij leerde mij wandelen, heel behoedzaam en onmerkbaar om niet te worden opgemerkt door andere dieren.
Zonder vader was ik nergens geweest en nu ben ik toch maar mooi hier.
Ik weet wel dat er dieren zijn die zeggen dat het overal en nergens hier is.
Maar dat gaat mij te ver.
Zo ver als bij overal kan ik toch nooit komen, daar ga ik te traag voor.

Nog dagelijks praat ik tegen mijn verstokte vader.
Dan vraag ik hem naar de onbekende weg.
Dat is zo spannend, de onbekende weg.
De wereld is voor mij de onbekende weg, dat is mijn vaderland.
Als wandelstok wijst vader mij de weg en het klopt altijd.
Ik ontmoet nog altijd de vreemdste zaken en wezens.

Mijn vader is overigens geen natuurlijke dood gestorven, zo vervolgde hij zijn verhaal.
Hij is door mensen uit het bos geplukt, samen met de bloemen.
Ze hebben hem samen met de bloemen bij de voeten afgesneden en in een mooie vaas gezet.
Zo is nu eenmaal de mens: vol goede bedoelingen die soms lelijk uitpakken.

Vader is samen met de bloemen verdroogd en weggegooid.
Gelukkig vond ik hem weer, nu wandelt hij met mij mee.
Soms heb ik het idee dat je met het betreden van de ouderdom een vader van je eigen vader wordt.
Dan voel ik mijn dierbare wandelstok en fluister zacht: Vader, ik hout van jou!

Bij het afscheid in de schemering zei hij oprecht: Ik vond het heerlijk om even met u te praten.
De volgende keer wil ik graag eens van u horen hoe u het als vuurvliegje presteert om licht te geven aan de nacht.
Vaak zie ik u langs vliegen en voel ik mij betoverd.
U bent zo mooi onbekend.

Dat is afgesproken, u bent een echte heer, tot volgende keer, zei ik.
En ik vloog de ontwakende nacht in.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *