Fabel van het medeschepsel

Wij zijn niet alleen op deze overbevolkte wereld.
Kunnen we dan eenzaam zijn?
Samen één zijn?

Er is altijd wel een medeschepsel in de buurt.
Een buurtgenoot met wie of van wie je kunt genieten.
Met een brede blik op levende wezens kun je talloze medeschepselen ontmoeten met wie je kunt meeleven.
Je wordt als medelever wakker, dankzij het medeschepsel dat je ontmoet.
Of dat nu een mier is, een hondje, een vogel, een mens of een plant.

Wie of wat dat wezen ook is, het is een reisgenoot, onderweg naar…?
In ieder geval onderweg naar deze ontmoeting.
Je reist een stukje samen of je luistert naar hun reisverhaal.
Dat maakt je eigen reis rijker.
Twee reizen meer dan één.
Reisgenoten delen waardevolle reisinformatie.

Alle schepsels worden op hun beurt weer bewoond door een ongrijpbaar oerwezen.
Het oerwezen is wat elk schepsel levend maakt.
Het is als een stroom die een dood apparaat laat werken, met dit verschil dat het oerwezen een stroom is die overal stroomt.
Er is geen aan- en uitknop.
Anders gezegd: geen plek blijft droog.

Een bijzondere reisgenoot is het plantaardige soort schepsels.
Zij voorzien ons van zuurstof en ze geven hun leven op om als voedsel door ons lichaam te kunnen reizen.
Hun voorouders dienen ons als brandstof.
Planten zijn wellicht de meest meelevende wezens op aarde.
De plant dankbaar zijn, is op z’n minst wel zo beleefd.
Als dieren zijn we schatplichtig aan de planten.

Het ontmoeten van menselijk schepsels wordt steeds zeldzamer, omdat de mens gedwongen is zijn toewijding te richten op dode apparaten en het verwerven van dode dingen.
De tijdgeest, de god van de dode dingen, stelt het dode boven het oerwezen.
Wie deze god vereert, verschilt niet wezenlijk van een robot.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *