Gat & Gunst

Dit werk van Beer van Geenen — inderdaad de broer van — komt uit zijn Nul-periode.
Hij was hier obsessief bezig met het aanwezige binnen het afwezige.
Of, zoals hij het zelf verwoordt: het benulzijn van het nul-wezen.
In deze periode was hij vooral aan het boren en het maken van mallen om holtes te gieten.
Het werk hierboven, Nulpunt, staat op een voetstuk.
Dat is bijzonder, want Beer had een afkeer van voetstukken.
Hij ziet het nu als jeugdzonde.

De nulgaten zuigen aan de blik van de beschouwer, als je goed kijkt.
De eivormige nul in het midden spiegelt de aanwezigheid van het benulzijn.
Beer van Geenen heeft zich nooit kunstenaar gevoeld.
Beer hield niet van kunst die kunst genoemd werd.
Het werk moest vanzelf spreken, voor zichzelf.
Wat niet vanzelf sprak vond hij kunstmatig.

Het werk dat levenderwijs ontstond, zag hij meer als een gunst die hem ten deel viel.
Gunstenaar past hem beter.
Signeren deed hij ook nooit, daarom is de echtheid van zijn werk moeilijk vast te stellen.
Zijn werk is inmiddels onbetaalbaar; ingewijden weten wat dat betekent.

Tentoonstellen deed hij al evenmin graag, omdat hij overtuigd was dat het sublieme geen locatie had.
“Het sublieme in the eye of the beholder doet zich overal voor waar het benulzijn het waarnemende faciliteert.
Een museum is vanwege de kunstmatige, opgeprikte sfeer wel de laatste plaats waar gunstwerken tot hun recht kunnen komen.
Het kan wel, maar waarom zou je al die moeite doen als het overal elders vanzelf spreekt,” aldus B. van Geenen.
Als broer kan ik zijn visie van harte onderschrijven.

Het zal de oplettende lezer wellicht bevreemden dat ik over Beer van Geenen in de verleden-tijdsvorm schrijf.
Dat komt omdat hij onder een andere naam is doorgegaan.
U gaat meer van hem horen, onder een andere naam.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *