Bor is weer opgedoken, hij kon niet meer spreken vanuit ‘zijn toestand’, zoals hij het noemde. Op onze vragen waar hij toch was geweest wilde of kon hij niets loslaten…
Niets voor onze doorgaans zo openbare Bor. Uiteindelijk begon hij met gezonde tegenzin zinnen te zeggen:
“Ik beleefde een uittreding….een buitenlichamelijke ervaring om precies te zijn….een soort ruimtereis…vliegen zonder lichaam.
Hoelang het duurde weet ik niet omdat het tijdloos is en geen bepaalde lokatie inneemt…. en wat is tijd anders dan het meten tussen lokaties? Als ik het in één woord zou samenvatten zou ik zeggen; tussenloos, dat is het…maar dat ga ik niet zeggen.
Liever spreek ik er helemaal niet over omdat de meeste mensen je voor gek verklaren. Niet dat ik daar zo bang voor ben, maar heeft het zin? Begrijpen doet toch niemand het. En wat moet je erover zeggen?
Dat je van licht bent? Met vleugels van ruimte? Dat je driehonderdzestig graden zicht hebt? Dat je in de Verenigde Staat van grenzeloos geluk bent? Als die toestand gekte is laat mij dan voortaan definitief totaal gek zijn.
Hoe leg je uit dat de dood zojuist in je gestorven is en dat die dood meer lijkt te leven, meer bezield dan geparkeerd binnen deze prachtige zak met botjes.
Sinds wetenschap de geest en de ziel dood heeft verklaard zijn de mensen die in wetenschap geloven tot zielloze zombies gereduceerd, tot dode levenden?
Wie wil er nu koning Geenoog zijn in het land waar alle ogen slechts geloven wat ze zien?
Ik wil dat niet, ik zou wel gek zijn.”
Zo besloot Bor zijn relaas: “De waarheid zeggen zou dwaas zijn…daarom zeg ik het niet, horen jullie dat?”
Wij hebben niets gehoord, we zijn al blij dat Bor er is.
‘Voel je je lichamelijk goed? vroegen we hem nog.
‘Ja hoor, alleen een beetje stijf, dit lijf moet weer beetje ingeleefd worden, ik ga eerst maar eens in een warm bad!’