Gehakt

Ome Leen was geen echte Jordanees, al zong hij wel. Leendert kwam uit Oost, zijn slagerij zat in de Egelantierstraat, hartje Jordaan. Het galmde de ganse dag in het slagerijtje, opera-aria’s terwijl hij met de hand gehakt draaide of ballen, alles met de blote hand. Het was een huiskamerslagerijtje dat overal gehakt van maakte. Zo ging dat in die tijd. Leen kocht het slachtafval op van ‘betere’ slagers en markten. Een ding kon hij niet over zijn hart verkrijgen,
dat was paardenvlees. Ome Leen werd op slag sentimenteel als het over paarden ging. Dan kon hij plots niet meer zingen, een brok in zijn keel. Langzamerhand werd dat bekend in de buurt en werd hij ermee gepest. Kinderen werden op hem afgestuurd voor een onsje paardenrookvlees, dat soort ongein.
De zaak liep als een tierelier en werd door de volksmond “de Paardeslager” genoemd. Waarom paarden hem zo na aan het hart gingen hebben we nooit kunnen achterhalen.
Ome Leen begon stil te grienen als men ernaar vroeg. Zijn handgedraaide ballen werden een begrip. Door het toevallige mengsel van organen en vleessoorten waren ze smeuïger dan die van sjieke slagerijen.
In de avonduren zong Leen de sterren van de hemel bij de Operetteverenigingen, hij was lid van allemaal. Om het dierenleed van zich af te zingen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *