Fijnschilder Frederik Velg legde de laatste hand aan zijn portret van Wilfried van Orsbeek, pater familias van een roemrijk geslacht. Voor de bejaarde aartsvader zelf hoefde het niet zo nodig, liever niet zelfs. Waarom niet dat kon hij niet goed onder woorden brengen, maar de familie stond erop, de macht der gewoonte dwong.
De kunstenaar was enorm gespannen om het uiterste uit zichzelf te halen, omdat de geportretteerde het portret al twee keer geweigerd had toen hij het hem liet zien.
Niet dat van Orsbeek zo’n moeilijke man was maar hij was wel oprecht en trouw aan zijn eigen oordeel. Hij kon zich er oprecht niet in herkennen. In de verste verte zelfs ziet, maar dat had hij voor zichzelf gehouden om de gevoelige kunstenaar niet onnodig te ontmoedigen. Het was Velg wel opgevallen dat zijn model een ongrijpbaar gezicht had, maar kon natuurlijk niet vermoeden dat de man bewust nooit in de spiegel keek. Na de tweede weigering had hij zijn model vriendelijk om advies gevraagd;
“moet de mond anders… is de neus te geprononceerd… de ogen te wijd uit elkaar?”
“Welnee, had van Orsbeek gezegd, elk onderdeel op zich is perfect, maar het geheel klopt niet voor mij, ik herken mij er niet in, zo simpel is het!”
Zijn vrouw en kinderen keken er anders tegenaan, ieder op zich herkenden ze wel iets van zichzelf in hun vaders portret, al viel ieder weer op een ander detail.
Met pijn in het hart was de fijnschilder naar huis gegaan zonder enig idee hoe hij het portret zou kunnen verbeteren. De tientallen foto’s die hij van de man had gemaakt gaven steeds weer een ander beeld van de verweerde gelaatstrekken.
Als het nu niet goed was zou hij de opdracht teruggeven, zo had hij voor zichzelf besloten. Vandaag zou hij het werk afleveren.
De oude man had diep nagedacht over het schilderij en waarom hij zich er niet in herkende. Hij zag op tegen de consequenties van zijn oprechtheid, maar hij kon zichzelf geen geweld aandoen.
De schilder kwam omzichtig binnen om zijn laatste poging te laten beoordelen, terwijl hij het schilderij wilde uitpakken begon de pater familias schoorvoetend;
“Laat het maar ingepakt…ik ben u een verklaring schuldig… mijn leven lang heb ik geleefd zonder zelfbeeld…en zo wens ik ook te sterven, zonder zelfbeeld…het is echt niet uw schuld dat het niet lijkt…geen enkel portret zou lijken op een afwezigheid…
ik zal u rijkelijk betalen voor uw werk, maar neemt u het alstublieft mee naar huis…het is uw portret…ik zou mijn laatste jaren niet kunnen leven als het portret mij dagelijks op de vingers zou kijken, ik zou zijn blik gaan ontwijken”
Verbouwereerd stond Velg even later op de stoep en vroeg zich af of hij niet in al zijn werk louter zichzelf had vereeuwigd, in zelfportretten?
Je herkent natuurlijk in iedereen jezelf, realiseerde Velg zich.