‘Schrijvers zijn allemaal zuiplappen en fantasten’, fulmineerde moeder Wami, ‘en Russische schrijvers worden zelfs dronken geboren… ik heb er heel wat ter wereld gebracht!’ Ze had net de recrutenjagers van de revolutionairen omgekocht met Opa’s geheime inktflessen.
‘Je moet meteen onderduiken tot die gewelddadige gekte voorbij is…ik heb je gratis gebaard, misschien moeten we maar terug naar Lapland, in Kiruna daar gaat de zon in de zomer niet onder en in de winter niet op, een perfecte schuilplaats’ ,verzuchtte ze.
Moeder Wami kwam uit een hechte Samiherdersfamilie, nomaden die met rendierkuddes rondtrokken in Russisch Lapland, Karelië. Tot op een dag die postbode uit Stockholm zijn eigen liefdesbrief bij haar kwam bezorgen. Die postbode was mijn vader Beusgard. Ze viel meteen voor hem, hij was zo ontwapenend onhandig. Hoe was hij haar op het spoor gekomen dat wilde ze weten. Ze hadden elkaar immers nog nooit ontmoet. De verlegen jonge postbezorger vertelde haar eerlijk hoe zijn vriend Ole deze liefdesbrief voor hem had geschreven als voorbeeld hoe je een vrouw kon betoveren. Daarna had hij die brief gekoesterd en alleen nog van zijn toekomstige vrouw gedroomd. In Jokkmok waar hij toevallig een brief moest afleveren had hij haar zien lopen en wist hij het…dat was ze, precies als in zijn droom. Zoals bekend hebben de Sami als nomaden geen brievenbus, dus moest hij de brief wel persoonlijk overhandigen.
Omdat Wami geen Zweeds las, droeg hij het voor. De betovering werkte, Wami smolt.
De jonge Beusgard volgde zijn hart en raakte verzeild in Karelië, Russisch Lapland. De herdersfamilie van Wami had Beusgard verwelkomd alsof hij één van hun kudde was. Net als postbodes trokken de nomaden rond, alleen Beusgard hoedde zijn kudde van brieven een voor een naar hun bestemming. Zorgvuldig was hij wel, hij las elke brief, uit oprecht medeleven.