Mijn vege lijf was voorlopig aan huis gekluisterd. Wami had mij veilig opgeborgen in de geheime ruimte achter het behang. Het stond vast dat we zouden remigreren naar Zweeds Lapland. Vader was de nodige reisbescheiden aan het verzamelen, wat in deze chaotische overgangsperiode richting het arbeidersparadijs niet simpel was. Hij zette heel onze voorraadkamer en huisraad in om de juiste papieren op te kopen.
Wat kon ik hier anders doen dan dromen van mijn schrijverstoekomst. Het praktiseren ervan had moeder mij verboden. Barvo Vorelsmani had echter een onuitwisbare indruk achtergelaten in het moeras van mijn jongensziel, als een versleten kozakkenlaars in de modder. Die afdruk stond vol water wat mij tot bespiegeling aanzette.
‘Verveling is voor een schrijver een uitgelezen luxe’ ,hoorde ik Vorelsmani in mijn bovenkamer op bezwerende toon prevelen, ‘uit die luxe wordt alle echte literatuur geboren…niet uit noodzaak geboren, maar juist uit goddelijke verveling…’
Verveling was dus een muze…en deze luxe muze werd mij letterlijk in de schoot geworpen. Had de schepper zich ook niet stierlijk verveeld voordat de mens in het leven werd geroepen? Wat hadden dieren of planten voor verhaal? Geen, die wezens leefden in vrede, tevreden zonder verhaal. Vol overgave eten of gegeten worden en vredig vegeteren. Maar mensen leefden hun eigen verhaal alsof het alleen dan echt was, liefst met zichzelf als hoofdpersoon, als held. Geen dier of plant lag wakker van heldendom.
De wijze woorden van Barvo indachtig besloot ik op dit lucide lege moment mijn bovenkamer in te richten als schrijftatelier. Niemand zou mij hier boven kunnen betrappen op het beoefenen van letterkunde. Hier zou ik voortaan gaan schrijven, in deze sereen ongemeubileerde ruimte. Mijn blanco geheugenvellen zouden als pagina’s dienen. Geen inkt, maar met puur licht zou ik schrijven, zonder pen ,of te wel met geen andere pen dan die van het eenpuntige bewustzijn. Aan publicatie moest ik voorlopig niet denken. Een schuilnaam zou tegen die tijd wel een vereiste zijn, zolang moeder Wami er maar geen lucht van kreeg. Zij had mij niet voor niets gratis gebaard. In sierlijk letters kalligrafeerde ik virtuele letters met eenpuntig bewustzijn gedoopt in licht:
“Gratis gebaard” hoofdstuk 1 , de kop was er af, maar waar was het raam in mijn bovenkamer? En hoe ging dat geheugen dat alles onthouden?