Onthouden, hoe deed je dat? Vorelsmani had beweerd dat hij zijn gehele roman ‘Parkietenvlees’ had gememoriseerd en gedicteerd aan zijn notulist. Geen geringe prestatie voor een drankzuchtig brein. Hoe deed hij dat dan? Bezat Barvo een fotografisch geheugen?
‘Welnee kameraad Beusgard’, had hij nuchter gereageerd, ‘onthouden werkt veel basaler dan een foto…je moet louter en alleen het onvergetelijke schrijven…zodra je iets vergeet is het evident dat het niet de moeite waard is om op te slaan…begrijp je?…kun je dat onthouden is de verkeerde vraag…kun je het niet meer vergeten? ,daar gaat het om!’
Ik moest erkennen, ik had dit niet kunnen vergeten zo helder stond het mij nog voor de geest.
‘Kijk je brein heeft een ingebouwde redactie, ze redigeert en schrapt spontaan al het overbodige en het onvergetelijke wordt in marmer geciseleerd als in een grafsteen’
‘Heb je dan nooit iets opgeschreven?’ ,riep ik verbijsterd uit.
De parkietenauteur bleef raadselachtig stil, Barvo tuurde na deze vraag over de meanderende rivier waar het laatste zonlicht op was gaan rusten. De rivier stroomde uit naar de nacht, als een feestelijke wapperend lint in de wind.
‘Onvergetelijk!’, verzuchtte de schrijver…’
‘Hoe heb je dat dan geleerd?’ ,drong ik verder aan.
‘Ik vertel je dit in vertrouwen als vakbroeder…vertel dit nooit verder… ik moest wel, ik ben analfabeet…waarom zou ik leren schrijven…? Als je zelf muziek ter plekke kunt uitvinden, waarom zou je dat dan noteren…het zou een schending zijn van de derde literaire wet, die van het eenmalige!’
Deze ontboezeming stond inderdaad in mijn gemarmerde herinnering gebeiteld.
Ik was geschokt in eerste instantie, maar mijn bewondering voor Barvo steeg naar een onpeilbaar niveau.
Hoe kon je weer analfabeet worden? Was er nog wel een weg terug? Waar leerde je dat? Of beter gesteld waar leerde je af? Dit alles vroeg ik mij af hier achter het behang.
Maar hoe zat het met het raam in mijn bovenkamer? Ruim uitzicht, de vijfde wet, was van groot belang voor een schrijver, overzicht en inzicht. Waar moest ik over schrijven zonder raam. Het was nu alsof ik vanuit mijn bovenkamer door een sleutelgaatje naar de buitenwereld tuurde, het perspectief van een muis, terwijl ik de blik van een arend nodig had om tot een epos te komen. Om het grote geheel te kunnen observeren was een groot raamwerk onontbeerlijk. Ik moest zomaar aan buurman Momzi denken die altijd in de bouw had geklust, maar dat kan zijn omdat ik Belko dwars door het behang hoorde blaffen.