Geschiedenis van mijn jeuk 4

Met veel moeite wist ik Maria over te halen om eens mee te gaan naar professor Zeelbrandt. ‘Je moet die markante verschijning gewoon eens voor één keer ontmoeten
dan voel je wat ik bedoel!’
‘Als je maar niet denkt dat ik op die sofa ga liggen!’, fulmineerde ze nog.
‘Uiteraard niet lieverd, daar ligt de professor zelf op!’
Bij de pallisander voordeur van het herenhuis aangekomen liet de huishoudster ons binnen: ‘U kunt doorlopen naar de spreekkamer…de professor is zich vast aan het opwarmen’.
In negentiende eeuwse spreekkamer troffen we de professor op zijn kop staand aan in yogahouding bovenop zijn bureaublad, zijn baard hing over een stapeltje dossiers.
‘Ach, verontschuldigt u mij’ ,pufte Zeelbrandt monter, ‘maar ik kan niet meer zo goed door mijn knieën, vandaar dat ik mijn oefeningen liever op een wat hoger niveau praktiseer!’. Zijn roodaangelopen hoofd leek wel een zonnetje.
‘Kijk professor, dit is Maria over wie ik u nog nooit iets verteld heb!’, zei ik tegen mijn jeuktherapeut terwijl hij zijn baard kamde.
‘Mijn vrouw heeft mij door heel wat jeukende jaren heen geholpen’.
‘Wat fijn om u te ontmoeten mevrouw, heeft u ook last van jeuk of alleen van uw man?’
Maria werd even in verlegenheid gebracht door de openhartige toon van de grijsaard.
Ik knikte bemoedigend naar haar om vooral haar hart te luchten.
‘Eerlijk gezegd, vooral van mijn man…ik kan na jaren gekrab geen medeleven meer opbrengen voor dat gezanik over jeuk!’, zei ze uit de grond van haar wezen.
Ze schrok er zelf enigszins van.
De professor had kennelijk een ontwapenend effect op haar.
‘Dat kan ik mij levendig voorstellen, Maria…ik mag u toch tutoyeren als u het goed vindt?’
‘Uiteraard, als ik dat bij u ook mag?’, vroeg mijn vrouw onverwacht.
Zo direct kende ik Maria niet, ze kon vaak mosselachtig zwijgzaam zijn.
‘Met alle plezier, jongedame, mijn roep naam is Geronimus Harold…zeg maar Ger!’
Binnen de kortste keren zaten de twee vertrouwd keuvelend samen op de sofa, terwijl ik achter het bureau wat in de vertrouwelijke dossiers bladerde.
‘Kom!’, zei Ger opeens, ‘we gaan meteen aan de slag, ik weet genoeg!’
Zeelbrandt vlijde zich op de sofa en Maria nam aandachtig op het bureau plaats in afwachting van het college:

‘Luister, oogjes dicht, en probeer mij te volgen…zoals ik eerder vertelde over de vereelting van de huid bij chronisch gebrek aan aanrakingen, zo bestaat ook het verschijnsel van eelt op de ziel…nu zult u zich afvragen, wat heeft de ziel met huid te maken?…
Welnu, de ziel is niets anders dan een spirituele huid… zo subtiel, zo verfijnd dat zij
door velen wordt ontkend…echter de levensweg is een weg richting verfijning, van het onderkennen van subtiliteiten…het is als het ware een omgekeerde geboorte, zoals het lichaam uit één eicel zich vermeerderde, zo gaat de levensweg middels vermindering…
tot er vrijwel niets over is…bereik je die oceaan van verfijning dan ben je direct ingewijd in de wonderen van het scheppen…het scheppen vanuit het ogenschijnlijke niets…

Het duizelde mij al, maar Maria onderbrak Zeelbrandt:
‘Zeg Ger, kun je nog even terug naar dat subtiele eelt wat op die arme ziel groeit…waardoor ontstaat dat eelt?’

‘Dank voor de relevante interventie Maria, ik heb nogal de neiging door te draven als wild paard… de vereelting ontstaat elke keer wanneer je iets wat zich aan je voordoet ontkent…steeds als je ontkent wat er is komt er een verharding op de waarneming…je voelt het dan ook niet meer, je kunt het niet meer horen, je proeft niet meer hoe iets echt smaakt…al je zintuigen verstenen feitelijk…’

‘Wat is die ziel dan, waar bestaat ze uit, Ger?’

‘Dat zou ik je graag vertellen als er voor zoiets subtiels woorden bestonden…misschien zou je de ziel de huid van ‘de uiterste verfijning’ kunnen noemen, maar dat doe ik niet, want wie weet wat uiterste verfijning is!’

‘Is dat dan niet het grensgebied van iets naar niets en van niets naar iets?’, vroeg Maria,
‘van het laatste kenmerk naar het kenmerkloze?’

‘Wat prachtig gezegd, Maria’ ,riep Zeelbrandt begeesterd, ‘dan kun je je wel voorstellen hoe dun die huid van de ziel is!’

‘Zo dun als een schaduw in het licht!’ ,fabuleerde mijn vrouw voor de vuist weg.

Zeelbrandt was zichtbaar aangedaan door de spontane poëtische virtuositeit van mijn vrouw. Waar haalde ze dat lyrische talent plots vandaan?
Er was onmiskenbare chemie tussen deze twee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *