Gewoning

Het voorhuis kijkt in de spiegel
naar de schaduwval van haar dak.

Het valt goed, als een strak kapsel,
mooi uitgelijnd op het dakpanrode pad.

Van genot klampen ijzers zich muurvast,
als huis wil je toch goed voor de dag komen.

Al je pannen in gelid, klaar voor de strijd tegen
de legers van regen, voorbodes van de ronde zon.

Wat woont er in het voorhuis dat zich zo bespiegelt?
Datgene dat woont lijkt zo gewoon, verhuld in gewoonte.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *