Gordijn

Afgelopen woensdag stond er weer eens een metafoor voor de deur.
Ik was toch onwillekeurig weer benieuwd naar zijn immer speelse geest.
Je herkent ze feilloos aan dat manke loopje en die kenmerkende blik zonder te blozen. Mijn vrouw waarschuwde nog: “Doe niet open, Metaforen zijn erger dan colporteurs of Jehovagetuigen, ze willen je een stofzuigapparaat, een opperwezen of wat dan ook aansmeren alsof het een eenmalig buitenkansje is…ze roven je kostbare tijd met verkooppraatjes…het zijn de rookgordijnen van de geest”
Ik stond in tweestrijd door de steekhoudende argumenten van mijn vrouw en het hopeloze voordeel van de twijfel dat mij als kind werd ingepeperd: “Het kan altijd net anders zijn dan je denkt…dus geef het nog een kans…je weet maar nooit wat voor perspectieven het kan openen…”
Zo had ik vaak nog een kans gegeven tegen beter weten in, mijn vrouw trok achteraf steeds aan het lange eind van, ‘zie je nou wel, ik zei het toch?’
Ze zag mijn vertwijfeling en begon daarom nog even vergeefs te fulmineren:
”Ze spiegelen je dingen voor die er niet zijn…valse argumenten met kreupele vergelijkingen… ze leggen allerlei verbanden die er niet zijn”
Ondanks of wellicht dankzij haar tirade zag ze mij met lede ogen overstag gaan en de voordeur openen.
‘Goedemiddag, u bent Metafoor nietwaar, u komt voor…?’ , vroeg welwillend.
‘Ik kom nergens voor, hoeft ook niet, want is het doel niet de tredmolen van dit talige bestaan?’, vroeg de metafoor retorisch.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Ik bedoel niet’, zei de metafoor, ‘ik vergelijk slechts..’
‘Ach, doet u een soort van vergelijkend warenonderzoek?’
‘Zoiets ja, maar dan wel met louter denkbeeldige waren’ ,sprak de Metafoor dromerig in de lucht starend, ‘want zijn denkbeelden niet de voortvluchtige dromen van alle tastbare dingen die door ons in slaap getoverd zijn?’
Het duizelde mij even…waarop de Metafoor zijn kans schoon zag om mij verder in te palmen. ‘Zijn de dingen niet betoverd waardoor zij niet meer vanzelf kunnen spreken, maar zich slechts als beeld kunnen tonen?’, stelde de Metafoor retorisch.
‘Wilt u beweren dat dingen de lichamen zijn van het denkbeeldige?’, vroeg ik verbijsterd.
‘Ik beweer niets anders dan dat denkbeelden als wolken zijn waar je alles in kunt zien’
‘Is dan elk denkbeeld een bril die de wolk vervormt tot gewenste droom?’
‘Wellicht…of tot gevreesde nachtmerrie…’ ,verzuchtte de Metafoor gelaten alsof hij elk moment in rook kon opgaan.
Ik wilde nog iets vragen over het onvergelijkbare, het eenmalige…maar de Metafoor had de daad al bij het woord gevoegd en was ter plekke in een rookwolkje veranderd.
Het lukte mij niet om er nog iets in te zien, hoe zeer ik het ook probeerde.
‘Zie je wel’, grijnsde mijn vrouw, ‘je staat erbij en je kijkt ernaar, maar je herkent niet wat het is’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *