Wat wil je later worden…dat was de jaarlijkse vraag van je overjarige theetante.
Je was als kind kennelijk nog niks in haar zwaar opgemaakte ogen.
Wist jij veel, dus je zei maar wat: Utopisch Archeoloog. Je koesterde immers een nostalgisch verlangen naar wat er allemaal nog te gebeuren stond, gouden tijden met verborgen bodemschatten.
Je zou opgravingen doen in die goeie ouwe toekomst, stoffelijke resten en artefacten blootleggen. Om het ongeborene, het nog niet uitgevondene te pre-construeren.
Te voorzien hoe het allemaal precies zo moest gaan gebeuren, onafwendbaar.
Ach…Weet je nog, later toen alles nog beter zal worden? Dat zijn nog eens tijden die komen…en…weet je nog later, dan zullen we ons geheugen selectief kunnen wissen, onze herinneringen naar wens kunnen herschrijven en onze identiteiten kunnen samenstellen met louter wenselijkheden…en uiteindelijk ooit zullen we onze ‘eigen’ reservelichamen met de beste genen kunnen verwekken en inwisselen voor ons versleten exemplaar.
Al deze mogelijkheden manifesteren zich om helder in te zien dat we dat allemaal niet zijn.
Alleen binnen opperste verwarring kan verheldering optreden.
‘Utopische Archeologie heeft een grote toekomst voor de boeg,
een legendarische boeg van een schip dat nog niet gezonken is.’
F Wildesheim