Grip

De ruimtevaartautoriteit hield mij staande. Ik voerde geen licht op mijn fiets.
Of ik wel wist waar ik fietste?
‘Op de Melkweg, meneer’ ,zei ik verwonderd.
Mijn verweer dat het klaarlichte nacht was…dat de sterren mijn achterlichten
waren en Alpha Centauri mijn voorlicht…’t mocht niet baten. Het zou een fikse prent worden zo beloofde hij plechtig. Diverse raketten hadden niet gelanceerd kunnen worden omdat meneer zo nodig over de Melkweg moest fietsen. Het zou wat moois worden als iedereen dat in zijn malle hoofd haalde. En waar of meneer de fietser zo hoognodig naar op weg was?
‘Ik ben op weg naar de achterkant van het licht…’, verklaarde ik gespeeld bedeesd, ‘
we zien altijd alleen maar de voorkant van het licht dat de dingen beschijnt, maar ik moet en zal weten waar de achterkant uit bestaat’.
De ruimteagent leek onder de indruk van mijn vastberadenheid.
Hij keek mij aan met een vorsende blik…
Nou dan, voor deze keer zou hij het door de vingers zien.
Hij gaf mij zijn adreskaartje en vroeg mij te beloven hem op de hoogte te stellen
zodra ik de achterkant van het licht gevonden had. Met alle genoegen.
Ik mocht verder fietsen. Of hij mijn achterband nog even moest oppompen?
‘Nee hoor’, bedankte ik opgelucht, ‘een zachte band geeft meer grip op de Melkweg’.
Hij salueerde met de universele ruimtegroet en schoot weg op zijn spacescooter.
Het fietsen leek moeiteloos te gaan. Gelukkig maar, want er was nog best
een eindje te gaan. Alsof de achterkant van het licht mij vanzelf naar zich toe trok.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *