het graf is weer begraven,
ze was al vaker leeggeroofd,
het mysterie verpatst voor wat snel geld
hersenen uitgedacht,
ogen uitgekeken,
nasuizende oren.
vraag niet wat de vraag is,
dit antwoord is het antwoord
alom en tegenwoordig bezongen
door gevederde medereizigers
het ei is heel, de vogel gevlogen.
luister maar, het oorgesuis is ruis van lange wiekslagen.
gravende handen worden over het hoofd gezien,
de enige buit, vuilgerande nagels en ontgoochelde ogen
het zoeken dat zich zoekt blijft onopgemerkt,
blind voor het vinden dat zich vindt, een echt badwaterkind
het hoofd, een gouden vogelkooi
om het spelende wezen in te lokken, elk lokaas is vergeefs
haar wezen valt nooit te vangen,
daarom zo onvervangbaar
ze komt als gunst op bezoek of niet,
nooit door verlangen