Het gezicht van de tijd (P. Grosso)


Damasio Caturegli, meester-klokkenmaker, had de langste baard van Toscane en stond bekend als een oude wijze man, hoewel hij nog maar vijfenveertig was.
“Vroeger werden de mensen veel jonger oud dan later toen ze niet meer goed wijs werden.” (P. Grosso)
Damasio had niet bewust zijn baard laten staan, maar zich domweg nooit geschoren.
Was er een verband tussen lui zijn en wijsheid?
Hoe langer zijn baard werd, hoe vaker mensen hem voor wijs gingen verslijten.

Damasio was klokkenmaker in dienst van de het stadsbestuur van Rodella.
De toren had een zeer verfijnd uurwerk: het sloeg om het kwartier en op het hele uur.
Rodella was een heel vredig plaatsje, het was onbekend in de wijde omgeving, er gebeurde nauwelijks iets wat de moeite van het vermelden waard was.
De vredigste plekken op aarde kennen geen geschiedenis, de tand des tijds heeft geen vat op het paradijselijke.

Toch gebeurden er op den duur vreemde dingen in Rodella.
Het begon heel onschuldig: recepten mislukten, mensen raakten van slag, ze ontwaakten narrig uit hun middagslaapjes, afspraken liepen mis, men kwam in tijdnood.
De gemeenschap raakte ontregeld, de ziel verstoord.
Wat was de plaag die het plaatsje trof?…
Duiveluitdrijvers werden ingeschakeld, doktoren geraadpleegd, missen werden opgevoerd om de vloek uit te bannen.
Het werd alleen maar erger, hooglopende ruzies, misbaksels.
Men ging boete doen, zaken opbiechten die nooit gepleegd waren, domweg om het onheil af te kopen.
Caturegli werd geraadpleegd als wijze oude man, maar steeds wees hij die verzoeken af, met de smoes dat hij geen tijd had.
Pas toen hij zelf niet meer kon slapen, ging hij op onderzoek uit.
Hij sprak met alle bewoners over de lasten die ze ondervonden, over alles wat mis ging.
Gaandeweg ontdekte hij een patroon van onregelmatigheden en ontsporingen: leven spoorde niet meer, maar wat was het spoor?

Caturegli ontdekte dat het uurwerk in de klokkentoren de tijd de ene keer vertraagde en de volgende keer versnelde.
Er was een tand van het grote rad gebroken, de tand des tijds.
Door die ene ontbrekende tand sloegen andere radertandjes ook scheef.
Kortom, het hele gebit van de tijd werd geruïneerd.
Een spoor van vernieling liet het uurwerk steeds meer op hol slaan.
Damasio Caturegli grijnsde toen hij in een flits de oorzaak en de vele ontregelende gevolgen voor zijn geestesoog zag.
Natuurlijk, tijd geeft de maat aan om de melodie van het leven te ondersteunen, regelmaat en ordening.
Hij besloot niemand iets te vertellen en het uurwerk in het geheim te herstellen, tandje voor tandje te herplaatsen als een tandarts.
Zonder ooit de oorzaak te kennen zou de gemeenschap weer tot rust en orde komen.

Caturegli sloot zich op in de toren en ging aan het werk.
In zijn enthousiasme vergat hij de enorme gewichten van het uurwerk te halen.
Onder het werk raakte zijn baardpunt verstrikt in het uurwerk, bij het lostrekken sloeg het mechanisme op hol.
Zijn hele schedel zou door de tandraderen zijn verbrijzeld als hij niet op het laatste moment de opwindlier in het uurwerk had gestoken.
Met een klap kwam de tijd tot stilstand.
Damasio zat klemvast met zijn kaken tegen de raderen aan.
Er zat niets anders op dan hard om hulp te roepen.
Het was middag, rumoer op straat, niemand die hem hoorde.
“Aiuto, tempo macina la mia testa!”
Pas toen de schemering viel, werd zijn roep opgemerkt vanuit het hoogste punt van het dorp.

De oude wijze man werd losgeknipt van de allesverslindende tijd.
Na de opheldering die Caturegli verschafte, werd besloten om de klok maar te laten stilstaan met baardhaar en al.
Damasio werd ereburger en verschafte ieder inwoner een wekker, zodat iedereen in zijn eigen tijd kon leven.
Verlaat je nooit op één enkele klok, was de les.

Tot op de dag van vandaag kun je het bebaarde uurwerk in de toren bewonderen.
De dorpelingen geloven dat de boze tijdgeest voorgoed in het uurwerk gevangen zit.
Jaarlijks wordt de mis opgevoerd voor de gebroken tand des tijds.
Wie het niet kan of wil geloven, moet er zelf maar eens gaan kijken.

“De tijd kijk ons aan en wordt gemeten vanuit het eeuwig zijn.”
Met dank aan Pollice Grosso, zonder wie dit verhaal nu nog zou ronddolen in het onvertelde.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *