Het heeft een tijd geduurd voordat ik dorst te erkennen dat ik
partiëel hoogbegaafd ben binnen het domein der humiditeit.
Lang vocht ik tegen deze kwalificatie maar het viel mij steeds
zwaarder om dit nog langer te ontkennen of weg te moffelen.
Volgens mijn vrouw is mijn aandoening ‘n zeldzaam & zinloos talent
om veelvuldig en consequent vochtigheden te verspillen.
Vroeger werd zo’n nat natuurtalent in de volksmond domweg
een ‘morsoor’ genoemd.
Vaak wist ik mijn gave te verhullen door snel nog even het overtollige
vocht weg te deppen voordat ‘n medemens er lucht van kreeg.
Pas toen mijn vrouw mij bij herhaling heterdadelijk wist te betrappen
op het geknoei met water kon ik er niet langer om heen:
Ik was ‘n notoire veelpleger, ‘n humiditair recidivist, ‘n morsvirtuoos!
Diezelfde avond nog moest ik publiekelijk, ten overstaan van mijn schoon-
ouders bekennen dat ik een pathologisch liefhebber ben van nattigheid,
vocht en ander sap. Het onbekommerde gespat, geklieder en gespetter
brengt mij in een welhaast kinderlijke euforie en extase, hetgeen nogal
genant is voor ‘n man van middelbejaarde leeftijd tevens prominent lid
van het hoogheemraadschap, afdeling Waterland. Maar het is niet anders.
Ik acht het beter om voortaan open kaart te spelen.
De badkamer en tevens toilet is na mijn bezoek steevast kleddernat…
de aanrecht is na mijn bemoeienis één natte plas. Ik laat permanent
een spoor van vochtige plekken achter mij. Ik spreek zelfs met consumptie.
Het kost mij geen enkele moeite om zulke resultaten te bereiken, het gaat
volkomen vanzelf. Ik kan mij dus niet beroepen op enige persoonlijke verdienste.
Door dit talent te onderdrukken zou ik mijzelf geweld aandoen en de wijsheid
van de natuur miskennen.
Kortom: Er zal altijd iets aan mij blijven kleven, vocht…