Mijn jongenslichaam was onbedoeld steeds het grootste van de klas. Het stak met kop en schouders boven mijn leeftijdsgenoten uit. Rond mijn tiende werden mijn kleine ouders ongerust, misschien had ik een groeistoornis. Babyschoentjes waren al moeilijk te vinden geweest. Mijn lijf groeide te snel uit mijn kleren… vonden ze.
Onze kettingrokende huisarts vond dat ook niet gezond dus wilde hij mij aan het onderzoeksprogramma van het Dijkzigt-Ziekenhuis Rotterdam onderwerpen. Ik wist niet welke buitensporige groei mij nog te wachten stond, dus ik verzette mij niet. Een hele ochtend ging ik door de medische molen. Bloedonderzoek, stofwisseling, hormonenhuishouding, röntgenfoto’s van botgroei, hand en schedelmetingen, inclusief de stupide hamertik op de knie…ja hoor, hij deed het!
Het hoogtepunt kwam volkomen onverwacht toen een leuke jonge verpleegster met een ring van ovale balletjes kwam aanlopen, van groot naar klein.
Of ik voor de voortgang van het onderzoek mijn onderbroek wilde laten zakken zodat zij handmatig de juiste afmeting van mijn testikels kon navoelen. Eerst die ene….zorgvuldig bevoelen, op eventuele afwijkingen, dan de overeenkomstige balmaat erbij opzoeken aan de rammelende ring. Daarna die andere…Het kriebelde inmiddels achter mijn oogbollen, daar waar je nooit kunt krabben. Niet eerder werd ik aangenaam onthutst door zo’n belangstellende zuster. Niemand had ooit enige warme belangstelling getoond voor het verborgen leven van mijn balzak, laat staan voor de inhoud. Het waren er twee, als ik mij niet vergiste… maar ik kon ze nu al niet meer uit elkaar houden. De handmatige meting leek een eeuwigheid te duren die achteraf toch veel te kort leek. Aangenaam onthutst bleef ik achter, volkomen de tel kwijt. Die onthutsing is sindsdien nooit meer echt weggegaan. In mijn kinderlijke fantasie deed ze de hele dag niets anders… De uitslag stelde mij zeer teleur. Er was niets aan de hand. Verder onderzoek was niet nodig. Ik zou haar nooit meer zien.