IJsberen worden herkend aan hun littekens. Voor een bioloog die ijsberen telt is de specifieke verwonding die de vacht anders doet groeien een merkteken van identiteit.
De ijsbeer zelf heeft geen identiteit, geen behoefte aan volkstelling of statistisch bewijs van zijn bestaan. Psychiaters herkennen mensdieren aan hun onderhuidse emotionele verwondingen. Die wonden kunnen heel specifiek zijn en daardoor heel persoonlijk lijken. Op afstand gezien blijken de zo persoonlijke littekens eigenlijk heel universeel te zijn. Ze lijken vooral zo uniek omdat ze goed verborgen worden gehouden. Schaamte genereert uniciteit. Identiteit is gebaseerd op uniciteit. Wie het universele als wezen erkent levert zijn beperkte identiteit in. Zien we hier het taboe op zelfkennis? Zelfkennis leidt immers altijd tot verlies van het bekende in ruil voor het nog onbekende.
Stel; een ijsbeer levert zijn veilige dierenverblijf in Artis in voor de arctische oceaan die hij nog nooit heeft gezien. Denkt hij met nostalgie terug aan de tijd dat hij achter de tralies eindeloos kon ijsberen?