Kano


Van jongs af aan wilde je indiaan zijn, een nobele wilde in het Botlek-industriegebied.
Rijdend over het wilde braaklandje op een appelpaardje zonder zadel…(goed; het werd een houten hobbelpaard) Op het wilde landje stookte je indianenvuurtjes om rooksignalen te geven aan de volwassen beton&asfaltwereld. Die rookboodschap kwam er bondig op neer dat ze gratis de pest konden krijgen en dat je je nooit zou overgeven. Punt uit. Op het landje beoefende je de tactiek van de verschroeide aarde. Soms brandde het rietlandje helemaal af. Dan stond je achter een struik te gluren naar de brandweer en politie, handlangers van de macht, vissend achter het net.
Onlangs ging je roeien. De nieuwste kano zag er wel wat vreemd uit op het droge, anders dan die lekke opblaaskano van vroeger, maar echte indianen houden hun tradities in leven, desnoods met de modernste middelen.
Nu roei je dus droog op een roeiapparaat. Met je ogen dicht waan je je op open water, een denkbeeldig meer van twee kilometer roei je over. Je voelt de weerstand van het water tegen de spanen. Aan de overkant aangekomen ben je nat, van het zweet.
Je stapt uit op de oever naast de roeimachine en kijkt in de vage verte…de overkant.
Daar ligt het wilde landje van je jeugd. Die indiaan daar heeft zich nooit overgegeven, hij zaait onkruid dat zich door asfalt een weg baant, hij plant betonrot in de volwassen
kantoorbunkers, waar de cijfercowboys wonen.
Volgens de oude Grieken ligt de toekomst achter ons verborgen, voor ons ligt het verleden dat je kunt overzien. Roeien is daar een mooie metafoor voor, je vaart ruggelings de toekomst in. Alleen dit vaartuig blijft roerloos op z’n plaats. Je zit in een dynamische vicieuze beweging, tegelijkertijd zit je stil in een langgerekt heden.
Er vaart eeuwig heden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *