Kleine verten

Meester Tandeloos liep steeds kleinere afstanden, dat was Vaal Veulen opgevallen.
‘U loopt steeds moeizamer meester’ ,merkte hij schoorvoetend op.
‘Welnee jonge jongen’ ,zei Tandeloos, ‘het loopt gewoon wat korter en krachtiger’
‘Maar meester, u loopt vandaag zelfs achteruit de heuvel op!’
‘Dat klopt wel…achteruit kom ik beter vooruit…en bovendien zie ik de wereld dan steeds kleiner worden…als je altijd maar vooruit loopt worden de dingen groter…’
‘Als u maar niet valt’ ,zei Vaal Veulen bezorgd.

‘Geen zorgen jonge jongen, deze heuvel kent mij door en door, het pad voelt mijn voetzolen al zoveel jaren…’

Vaal Veulen keek met verwondering en bewondering naar de oude vastberaden stappen achteruit van Tandeloos.
Boven op de heuveltop gingen ze samen op in het uitzicht.
‘Hoe vaak heeft u dit al gezien meester?’

‘Nu voor het eerst…’ ,fluisterde Tandeloos turend in de steeds kleiner wordende verten rondom.

‘Hoe groter het zicht, hoe kleiner de dingen’ ,merkte de jongen op.

‘Weet je wat zo mooi is, hier op deze heuvel is niemand aanwezig’

‘Niemand aanwezig?’ ,herhaalde de jongen.

‘Weet je, Vaal Veulen… vanaf nu noem ik je ‘Niemand Aanwezig’ ,kom, gaan we achteruit de heuvel af!’

‘Maar zo heet ik niet’ ,riep Veulen.

‘Ik heet ook geen Tandeloos, maar dat weet toch niemand…
ken trouwens nog iemand die Vaal Veulen genoemd wordt?’

Veulen dacht even na: ‘Nee, niemand!’

‘Zie je wel, Niemand Aanwezig!’ ,schaterde Tandeloos.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *